Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal sinnen

Vertaal sinnen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. sinnen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor sinnen (Duits) in het Nederlands

sinnen:

sinnen werkwoord (sinne, sinnst, sinnt, sann, sannt, gesonnen)

  1. sinnen (einen Plan entwerfen; planen; nachdenken; nachsinnen über; sich ausdenken)
    bedenken; plan beramen; verzinnen; beramen; zinnen
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • plan beramen werkwoord
    • verzinnen werkwoord (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • beramen werkwoord (beraam, beraamt, beraamde, beraamden, beraamd)
    • zinnen werkwoord (zin, zint, zon, zonnen, gezonnen)
  2. sinnen (nachdenken; überlegen; grübeln)
    nadenken; prakkiseren; peinzen; piekeren
    • nadenken werkwoord (denk na, denkt na, dacht na, dachten na, nagedacht)
    • prakkiseren werkwoord
    • peinzen werkwoord (peins, peinst, peinsde, peinsden, gepeinsd)
    • piekeren werkwoord (pieker, piekert, piekerde, piekerden, gepiekerd)
  3. sinnen (nachdenken über; nachdenken; überdenken; )
    beschouwen; nadenken; overdenken; overpeinzen; bedenken; bespiegelen; peinzen
    • beschouwen werkwoord (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • nadenken werkwoord (denk na, denkt na, dacht na, dachten na, nagedacht)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • overpeinzen werkwoord (overpeins, overpeinst, overpeinsde, overpeinsden, overpeinsd)
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • bespiegelen werkwoord (bespiegel, bespiegelt, bespiegelde, bespiegelden, bespiegeld)
    • peinzen werkwoord (peins, peinst, peinsde, peinsden, gepeinsd)
  4. sinnen (träumen; grübeln; brüten)
    mijmeren
    • mijmeren werkwoord (mijmer, mijmert, mijmerde, mijmerden, gemijmerd)

Conjugations for sinnen:

Präsens
  1. sinne
  2. sinnst
  3. sinnt
  4. sinnen
  5. sinnt
  6. sinnen
Imperfekt
  1. sann
  2. sannst
  3. sann
  4. sannen
  5. sannt
  6. sannen
Perfekt
  1. habe gesonnen
  2. hast gesonnen
  3. hat gesonnen
  4. haben gesonnen
  5. habt gesonnen
  6. haben gesonnen
1. Konjunktiv [1]
  1. sinne
  2. sinnest
  3. sinne
  4. sinnen
  5. sinnet
  6. sinnen
2. Konjunktiv
  1. sänne
  2. sännest
  3. sänne
  4. sännen
  5. sännet
  6. sännen
Futur 1
  1. werde sinnen
  2. wirst sinnen
  3. wird sinnen
  4. werden sinnen
  5. werdet sinnen
  6. werden sinnen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde sinnen
  2. würdest sinnen
  3. würde sinnen
  4. würden sinnen
  5. würdet sinnen
  6. würden sinnen
Diverses
  1. sinn!
  2. sinnt!
  3. sinnen Sie!
  5. gesonnen
  6. sinnend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor sinnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bespiegelen Kontemplation
zinnen Sätze
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedenken ausdenken; brüten; einen Plan entwerfen; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; planen; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen ausdenken; ausklügeln; austüfteln; bedenken; einfallen; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken
beramen einen Plan entwerfen; nachdenken; nachsinnen über; planen; sich ausdenken; sinnen schätzen; taxieren; voranschlagen
beschouwen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen
bespiegelen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
mijmeren brüten; grübeln; sinnen; träumen
nadenken ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
overdenken ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen abwägen; ausmachen; aussetzen; bedenken; beschauen; bestimmen; betrachten; ermessen; ernennen; erwägen; reflektieren; schätzen; spekulieren; taxieren; veranschlagen; überdenken; überlegen; überschlagen
overpeinzen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
peinzen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
piekeren grübeln; nachdenken; sinnen; überlegen
plan beramen einen Plan entwerfen; nachdenken; nachsinnen über; planen; sich ausdenken; sinnen
prakkiseren grübeln; nachdenken; sinnen; überlegen
verzinnen einen Plan entwerfen; nachdenken; nachsinnen über; planen; sich ausdenken; sinnen ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken
zinnen einen Plan entwerfen; nachdenken; nachsinnen über; planen; sich ausdenken; sinnen

Wiktionary: sinnen

sinnen
verb
  1. heel diep nadenken







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0486 seconde
Page rendered in 1.0 seconds