Duits

Uitgebreide vertaling voor studieren (Duits) in het Nederlands

studieren:

studieren werkwoord (studiere, studierst, studiert, studierte, studiertet, studiert)

  1. studieren (lernen; büffeln; erlernen)
    studeren; leren; blokken
    • studeren werkwoord (studeer, studeert, studeerde, studeerden, gestudeerd)
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • blokken werkwoord (blok, blokt, blokte, blokten, geblokt)
  2. studieren (lesen; erforschen; erproben; nachforschen)
    bestuderen
    • bestuderen werkwoord (bestudeer, bestudeert, bestudeerde, bestudeerden, bestudeerd)
  3. studieren (erlernen; lernen; aneignen; anlernen; einpauken)
    leren; verwerven; opsteken; aanleren; oppikken; eigen maken
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • verwerven werkwoord (verwerf, verwerft, verwierf, verwierven, verworven)
    • opsteken werkwoord (steek op, steekt op, stak op, staken op, opgestoken)
    • aanleren werkwoord (leer aan, leert aan, leerde aan, leerden aan, aangeleerd)
    • oppikken werkwoord (pik op, pikt op, pikte op, pikten op, opgepikt)
    • eigen maken werkwoord
  4. studieren (lernen)
    leren; instuderen
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • instuderen werkwoord (studeer in, studeert in, studeerde in, studeerden in, ingestudeerd)
  5. studieren (unterrichten)
    leren; onderwijzen
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • onderwijzen werkwoord (onderwijs, onderwijst, onderwees, onderwezen, onderwezen)
  6. studieren (lernen; Unterricht bekommen)
    leren; kennis opdoen; opsteken; meekrijgen; oppikken; meepikken
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • kennis opdoen werkwoord
    • opsteken werkwoord (steek op, steekt op, stak op, staken op, opgestoken)
    • meekrijgen werkwoord (krijg mee, krijgt mee, kreeg mee, kregen mee, meegekregen)
    • oppikken werkwoord (pik op, pikt op, pikte op, pikten op, opgepikt)
    • meepikken werkwoord (pik mee, pikt mee, pikte mee, pikten mee, meegepikt)
  7. studieren (üben; repetieren; trainieren; )
    oefenen; repeteren
    • oefenen werkwoord (oefen, oefent, oefende, oefenden, geoefend)
    • repeteren werkwoord (repeteer, repeteert, repeteerde, repeteerden, gerepeteerd)
  8. studieren (lernen; einstudieren)

Conjugations for studieren:

Präsens
  1. studiere
  2. studierst
  3. studiert
  4. studieren
  5. studiert
  6. studieren
Imperfekt
  1. studierte
  2. studiertest
  3. studierte
  4. studierten
  5. studiertet
  6. studierten
Perfekt
  1. habe studiert
  2. hast studiert
  3. hat studiert
  4. haben studiert
  5. habt studiert
  6. haben studiert
1. Konjunktiv [1]
  1. studiere
  2. studierest
  3. studiere
  4. studieren
  5. studieret
  6. studieren
2. Konjunktiv
  1. studierte
  2. studiertest
  3. studierte
  4. studierten
  5. studiertet
  6. studierten
Futur 1
  1. werde studieren
  2. wirst studieren
  3. wird studieren
  4. werden studieren
  5. werdet studieren
  6. werden studieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde studieren
  2. würdest studieren
  3. würde studieren
  4. würden studieren
  5. würdet studieren
  6. würden studieren
Diverses
  1. studier!
  2. studiert!
  3. studieren Sie!
  4. studiert
  5. studierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor studieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanleren Aneignen; Anlernen
blokken Hakklötze; Lernen; Studieren
leren Lernen; Studieren
meekrijgen Bewegen zu; Mitbekommen
opsteken Aufstecken; in die Höhe stecken
studeren Lernen; Studieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanleren aneignen; anlernen; einpauken; erlernen; lernen; studieren
bestuderen erforschen; erproben; lesen; nachforschen; studieren
blokken büffeln; erlernen; lernen; studieren büffeln; pauken
eigen maken aneignen; anlernen; einpauken; erlernen; lernen; studieren sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen
instuderen lernen; studieren
kennis opdoen Unterricht bekommen; lernen; studieren
leerstof erin stampen einstudieren; lernen; studieren
leren Unterricht bekommen; aneignen; anlernen; büffeln; einpauken; erlernen; lernen; studieren; unterrichten beibringen; einreißen; erziehen; lehren; sich angewöhnen; unterrichten; unterweisen
meekrijgen Unterricht bekommen; lernen; studieren
meepikken Unterricht bekommen; lernen; studieren entwenden; klauen; mitnaschen; rauben; stehlen
oefenen einstudieren; einüben; exerzieren; proben; repetieren; sichwiederholen; studieren; trainieren; üben ausbilden; bilden; einstudieren; einüben; entwickeln; heranbilden; proben; repetieren; trainieren; üben
onderwijzen studieren; unterrichten anlernen; beibringen; belehren; dozieren; einpauken; einstudieren; einüben; erlernen; erziehen; instruieren; lehren; lernen; unterrichten; unterweisen
oppikken Unterricht bekommen; aneignen; anlernen; einpauken; erlernen; lernen; studieren abholen; ansammeln; aufheben; auflesen; aufnehmen; aufpicken; aufsammeln; einsammeln; holen; versammeln; zusammentragen
opsteken Unterricht bekommen; aneignen; anlernen; einpauken; erlernen; lernen; studieren anmachen; anstecken; anzünden; aufrollen; eine Zigarette entzünden; in Brand stecken
repeteren einstudieren; einüben; exerzieren; proben; repetieren; sichwiederholen; studieren; trainieren; üben einstudieren; einüben; proben; repetieren; üben
studeren büffeln; erlernen; lernen; studieren
verwerven aneignen; anlernen; einpauken; erlernen; lernen; studieren ankaufen; bekommen; einkaufen; empfangen; erhalten; erstehen; erwerben; kaufen; kriegen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen

Synoniemen voor "studieren":


Wiktionary: studieren

studieren
verb
  1. (transitiv) (intransitiv) eine Hochschulausbildung machen, Student sein; an einer Hochschule Themen und Methoden eines oder mehrerer Fachgebiete erlernen
studieren
verb
  1. er een studie over maken
  2. het volgen van een opleiding en verwerven van kennis, gewoonlijk aan een universiteit als voornaamste bezigheid

Cross Translation:
FromToVia
studieren → [[zorgvuldig onderzoeken]] peruse — to examine or consider with care
studieren studeren; bestuderen étudier — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van studieren