Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal umstellen

Vertaal umstellen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. umstellen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor umstellen (Duits) in het Nederlands

umstellen:

umstellen werkwoord (stelle um, stellst um, stellt um, stellte um, stelltet um, umgestellt)

  1. umstellen (rücken; versetzen; verschieben; )
    verplaatsen; opschuiven; verzetten; plaats maken
    • verplaatsen werkwoord (verplaats, verplaatst, verplaatste, verplaatsten, verplaatst)
    • opschuiven werkwoord (schuif op, schuift op, schoof op, schoven op, opgeschoven)
    • verzetten werkwoord (verzet, verzette, verzetten, verzet)
    • plaats maken werkwoord (maak plaats, maakt plaats, maakte plaats, maakten plaats, plaats gemaakt)
  2. umstellen (den Standort verändern; verschieben; versetzen; )
    overplaatsen; standplaats veranderen
  3. umstellen (entgegenarbeiten; entgegenwirken; aufmucken; )
    tegenwerken; tegengaan; tegenstreven; weerstreven
    • tegenwerken werkwoord (werk tegen, werkt tegen, werkte tegen, werkten tegen, tegengewerkt)
    • tegengaan werkwoord (ga tegen, gaat tegen, ging tegen, gingen tegen, tegengegaan)
    • tegenstreven werkwoord (streef tegen, streeft tegen, streefte tegen, streeften tegen, tegengestreefd)
    • weerstreven werkwoord (weerstreef, weerstreeft, weerstreefde, weerstreefden, weerstreefd)
  4. umstellen (etwas umdrehen; verdrehen; umdrehen; )
    omkeren; iets omdraaien

Conjugations for umstellen:

Präsens
  1. stelle um
  2. stellst um
  3. stellt um
  4. stellen um
  5. stellt um
  6. stellen um
Imperfekt
  1. stellte um
  2. stelltest um
  3. stellte um
  4. stellten um
  5. stelltet um
  6. stellten um
Perfekt
  1. habe umgestellt
  2. hast umgestellt
  3. hat umgestellt
  4. haben umgestellt
  5. habt umgestellt
  6. haben umgestellt
1. Konjunktiv [1]
  1. stelle um
  2. stellest um
  3. stelle um
  4. stellen um
  5. stellet um
  6. stellen um
2. Konjunktiv
  1. stellte um
  2. stelltest um
  3. stellte um
  4. stellten um
  5. stelltet um
  6. stellten um
Futur 1
  1. werde umstellen
  2. wirst umstellen
  3. wird umstellen
  4. werden umstellen
  5. werdet umstellen
  6. werden umstellen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde umstellen
  2. würdest umstellen
  3. würde umstellen
  4. würden umstellen
  5. würdet umstellen
  6. würden umstellen
Diverses
  1. stell um!
  2. stellt um!
  3. stellen Sie um!
  5. umgestellt
  6. umstellend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor umstellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tegengaan Abdämmen; Eindämmen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
iets omdraaien etwas umdrehen; herumdrehen; herumschwenken; umdrehen; umkehren; umsetzen; umstellen; umwandeln; umwenden; verdrehen; verkehren; verwandeln
omkeren etwas umdrehen; herumdrehen; herumschwenken; umdrehen; umkehren; umsetzen; umstellen; umwandeln; umwenden; verdrehen; verkehren; verwandeln kehren; umblättern; umdrehen; umkehren; umschlagen; umwenden
opschuiven aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen; vor sich her schieben; vorschieben
overplaatsen den Standort verändern; umstellen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; überführen; übertragen
plaats maken aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken
standplaats veranderen den Standort verändern; umstellen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; überführen; übertragen
tegengaan Widerstand leisten; auflehnen; aufmucken; aufmucksen; entgegenarbeiten; entgegenwirken; sichwidersetzen; umstellen
tegenstreven Widerstand leisten; auflehnen; aufmucken; aufmucksen; entgegenarbeiten; entgegenwirken; sichwidersetzen; umstellen
tegenwerken Widerstand leisten; auflehnen; aufmucken; aufmucksen; entgegenarbeiten; entgegenwirken; sichwidersetzen; umstellen behindern; entgegenarbeiten; entgegenwirken; hintertreiben; komplizieren; konterkarieren
verplaatsen aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; vertreiben; wegbewegen; wegschaffen; wegtun
verzetten aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken abwehren; sich sträuben; sich wehren; sich widersetzen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; wehren
weerstreven Widerstand leisten; auflehnen; aufmucken; aufmucksen; entgegenarbeiten; entgegenwirken; sichwidersetzen; umstellen

Synoniemen voor "umstellen":


Wiktionary: umstellen

umstellen
verb
  1. iets anders gaan gebruiken
Cross Translation:
FromToVia
• umstellen → verwisselen; omwisselen ↔ transpose — reverse or change the order of two
• umstellen → verplaatsen ↔ déplacer — Prendre quelque chose et le placer ailleurs.

Verwante vertalingen van umstellen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0283 seconde
Page rendered in 1.0 seconds