Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal vergelten

Vertaal vergelten van Duits naar Nederlands

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

vergelten:
- vergelden; wreken; revancheren
Wiktionary:
- vergelten → restitueren, terugbetalen, terugstorten, vergelden, lonen, belonen, terugdoen, wedervergelden

Duits

Uitgebreide vertaling voor vergelten (Duits) in het Nederlands

vergelten:

vergelten werkwoord (vergelte, vergiltst, vergilt, vergalt, vergaltet, vergolten)

vergelten
vergelden; wreken
- vergelden werkwoord (vergeld, vergeldt, vergold, vergolden, vergolden)
- wreken werkwoord (wreek, wreekt, wreekte, wreekten, gewroken)
vergelten (sich revanchieren; sich rächen)
revancheren
- revancheren werkwoord (revancheer, revancheert, revancheerde, revancheerden, gerevancheerd)

Conjugations for vergelten:

Präsens

vergelte
vergiltst
vergilt
vergelten
vergelt
vergelten

Imperfekt

vergalt
vergaltest
vergalt
vergalten
vergaltet
vergalten

Perfekt

habe vergolten
hast vergolten
hat vergolten
haben vergolten
habt vergolten
haben vergolten

1. Konjunktiv [1]

vergelte
vergeltest
vergelte
vergelten
vergeltet
vergelten

2. Konjunktiv

vergölte
vergöltest
vergölte
vergölten
vergôltet
vergölten

Futur 1

werde vergelten
wirst vergelten
wird vergelten
werden vergelten
werdet vergelten
werden vergelten

1. Konjunktiv [2]

würde vergelten
würdest vergelten
würde vergelten
würden vergelten
würdet vergelten
würden vergelten

Diverses

vergilt
vergeltet!
vergelten Sie!
vergolten
vergeltend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vergelten:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
revancheren	sich revanchieren; sich rächen; vergelten
vergelden	vergelten	reflektieren; zurückspielen; zurückwerfen
wreken	vergelten

Synoniemen voor "vergelten":

heimzahlen; revanchieren

Wiktionary: vergelten

Cross Translation:

From	To	Via
• vergelten	→ restitueren; terugbetalen; terugstorten; vergelden	↔ rembourser — rendre à quelqu’un le montant de ses débours ; payer à quelqu’un le prix de ce qu’il avait acheter et qu’il n’a pas reçu ou dont il se refuser à prendre livraison ; compenser des dépenses qu’on a fait faire ou des pertes qu’on a [[causer\|causées]
• vergelten	→ lonen; belonen; terugdoen; vergelden; wedervergelden	↔ récompenser — donner une récompense, faire du bien à quelqu’un en reconnaissance de quelque service, ou en faveur de quelque bonne action.