Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vermessen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor vermessen (Duits) in het Nederlands

vermessen:

vermessen werkwoord (vermesse, vermißt, vermaßt, vermessen)

  1. vermessen (kartieren; messen; bemessen; aufmessen)
    in kaart brengen; karteren
    • in kaart brengen werkwoord (breng in kaart, brengt in kaart, bracht in kaart, brachten in kaart, in kaart gebracht)
    • karteren werkwoord (karteer, karteert, karteerde, karteerden, gekarteerd)

Conjugations for vermessen:

Präsens
  1. vermesse
  2. vermißt
  3. vermißt
  4. vermessen
  5. vermeßt
  6. vermessen
Imperfekt
  1. vermaß
  2. vermaßt
  3. vermaßt
  4. vermaßen
  5. vermaßt
  6. vermaßen
Perfekt
  1. habe vermessen
  2. hast vermessen
  3. hat vermessen
  4. haben vermessen
  5. habt vermessen
  6. haben vermessen
1. Konjunktiv [1]
  1. vermesse
  2. vermessest
  3. vermesse
  4. vermessen
  5. vermesset
  6. vermessen
2. Konjunktiv
  1. vermäße
  2. vermäßest
  3. verm,äße
  4. vermäßen
  5. vermaßt
  6. vermäßen
Futur 1
  1. werde vermessen
  2. wirst vermessen
  3. wird vermessen
  4. werden vermessen
  5. werdet vermessen
  6. werden vermessen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vermessen
  2. würdest vermessen
  3. würde vermessen
  4. würden vermessen
  5. würdet vermessen
  6. würden vermessen
Diverses
  1. vermiß
  2. vermesset!
  3. vermessen Sie!
  4. vermessen
  5. vermessend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

vermessen bijvoeglijk naamwoord

  1. vermessen (hochfliegend; verwegen; tollkühn; ambitiös)
    hoogvliegend

Vertaal Matrix voor vermessen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in kaart brengen aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen
karteren aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hoogvliegend ambitiös; hochfliegend; tollkühn; vermessen; verwegen

Synoniemen voor "vermessen":


Wiktionary: vermessen


Cross Translation:
FromToVia
vermessen doldriest; roekeloos foolhardy — hotheaded