Duits

Uitgebreide vertaling voor vorladen (Duits) in het Nederlands

vorladen:

vorladen werkwoord (lade vor, lädst, lädt, lud vor, ludet vor, vorgeladen)

  1. vorladen (vor Gericht laden)
    dagvaarden
    • dagvaarden werkwoord (dagvaard, dagvaardt, dagvaardde, dagvaardden, gedagvaard)
  2. vorladen (herausfordern; aufrufen; auffordern; )
    oproepen; sommeren; ontbieden
    • oproepen werkwoord (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
    • sommeren werkwoord (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)
    • ontbieden werkwoord (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)
  3. vorladen (kommen lassen; aufrufen; aufbieten; )
    oproepen; ontbieden; laten komen; tevoorschijn roepen
    • oproepen werkwoord (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
    • ontbieden werkwoord (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)
    • laten komen werkwoord (laat komen, liet komen, lieten komen, laten komen)
  4. vorladen (vor Gericht laden; tagen; einberufen; )

Conjugations for vorladen:

Präsens
  1. lade vor
  2. lädst
  3. lädt
  4. laden vor
  5. ladet vor
  6. laden vor
Imperfekt
  1. lud vor
  2. ludst vor
  3. lud vor
  4. luden vor
  5. ludet vor
  6. luden vor
Perfekt
  1. habe vorgeladen
  2. hast vorgeladen
  3. hat vorgeladen
  4. haben vorgeladen
  5. habt vorgeladen
  6. haben vorgeladen
1. Konjunktiv [1]
  1. lade vor
  2. ladest vor
  3. lade vor
  4. laden vor
  5. ladet vor
  6. laden vor
2. Konjunktiv
  1. lüde vor
  2. lüdest vor
  3. lüde vor
  4. lüden vor
  5. lüdet vor
  6. lüden vor
Futur 1
  1. werde vorladen
  2. wirst vorladen
  3. wird vorladen
  4. werden vorladen
  5. werdet vorladen
  6. werden vorladen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vorladen
  2. würdest vorladen
  3. würde vorladen
  4. würden vorladen
  5. würdet vorladen
  6. würden vorladen
Diverses
  1. lad vor!
  2. ladet vor!
  3. laden Sie vor!
  4. vorgeladen
  5. vorladend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vorladen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dagen auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; herbeirufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen dämmern; tagen
dagvaarden vor Gericht laden; vorladen
laten komen aufbieten; aufrufen; einberufen; herbeirufen; kommen lassen; rufen; vorladen; zu sich rufen
ontbieden aufbieten; auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; kommen lassen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen; zu sich rufen
oproepen aufbieten; auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; kommen lassen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen; zu sich rufen
sommeren auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen anmahnen; auffordern; ermahnen; fordern; mahnen
tevoorschijn roepen aufbieten; aufrufen; einberufen; herbeirufen; kommen lassen; rufen; vorladen; zu sich rufen
voor het gerecht dagen auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; herbeirufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen
voor het gerecht ontbieden auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; herbeirufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen
voor het gerecht roepen auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; herbeirufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen

Synoniemen voor "vorladen":


Wiktionary: vorladen

vorladen
verb
  1. voor een rechtszitting oproepen

Cross Translation:
FromToVia
vorladen toewijzen; voor het gerecht dagen adjuger — procédure|fr déclarer par autorité de justice qu’une personne devenir propriétaire d’un bien meuble ou immeuble mis à l’enchère.
vorladen toewijzen; voor het gerecht dagen alloueraccorder quelque chose à quelqu'un.
vorladen toewijzen; voor het gerecht dagen assignerdéterminer, faire connaître.
vorladen citeren; noemen citer — juri|fr assigner à comparaître devant une juridiction civile ou religieux.