Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vorliegen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor vorliegen (Duits) in het Nederlands

vorliegen:

vorliegen werkwoord

  1. vorliegen (dasein; existieren)
    er zijn; aanwezig zijn
    • er zijn werkwoord (ben er, bent er, is er, was er, waren er, er geweest)
    • aanwezig zijn werkwoord (ben aanwezig, bent aanwezig, is aanwezig, was aanwezig, waren aanwezig, aanwezig geweest)
  2. vorliegen (bereitliegen)
    klaarliggen
    • klaarliggen werkwoord (ligt klaar, lag klaar, lagen klaar, klaargelegen)

Vertaal Matrix voor vorliegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanwezig zijn dasein; existieren; vorliegen anwesend sein; beiwohnen
er zijn dasein; existieren; vorliegen
klaarliggen bereitliegen; vorliegen

Synoniemen voor "vorliegen":