Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor weglegen (Duits) in het Nederlands

weglegen:

weglegen werkwoord (lege weg, legst weg, legt weg, legte weg, legtet weg, weggelegt)

  1. weglegen (wegschließen; wegräumen)
    wegbergen; wegsluiten; opbergen
    • wegbergen werkwoord (berg weg, bergt weg, borg weg, borgen weg, weggeborgen)
    • wegsluiten werkwoord (sluit weg, sloot weg, sloten weg, weggesloten)
    • opbergen werkwoord (berg op, bergt op, borg op, borgen op, opgeborgen)
  2. weglegen (aufräumen; bergen; wegräumen; )
    opruimen; bergen
    • opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)
    • bergen werkwoord (berg, bergt, bergde, bergden, gebergd)
  3. weglegen (ablegen; hinlegen; abstellen; )
    bewaren; opzij leggen; wegzetten
    • bewaren werkwoord (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • opzij leggen werkwoord (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • wegzetten werkwoord (zet weg, zette weg, zetten weg, weggezet)

Conjugations for weglegen:

Präsens
  1. lege weg
  2. legst weg
  3. legt weg
  4. legen weg
  5. legt weg
  6. legen weg
Imperfekt
  1. legte weg
  2. legtest weg
  3. legte weg
  4. legten weg
  5. legtet weg
  6. legten weg
Perfekt
  1. habe weggelegt
  2. hast weggelegt
  3. hat weggelegt
  4. haben weggelegt
  5. habt weggelegt
  6. haben weggelegt
1. Konjunktiv [1]
  1. lege weg
  2. legest weg
  3. lege weg
  4. legen weg
  5. leget weg
  6. legen weg
2. Konjunktiv
  1. legte weg
  2. legtest weg
  3. legte weg
  4. legten weg
  5. legtet weg
  6. legten weg
Futur 1
  1. werde weglegen
  2. wirst weglegen
  3. wird weglegen
  4. werden weglegen
  5. werdet weglegen
  6. werden weglegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde weglegen
  2. würdest weglegen
  3. würde weglegen
  4. würden weglegen
  5. würdet weglegen
  6. würden weglegen
Diverses
  1. leg weg!
  2. legt weg!
  3. legen Sie weg!
  4. weggelegt
  5. weglegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor weglegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bergen Aufheben; Bewaren
bewaren Aufheben; Bewaren
opzij leggen Beiseite legen; Weglegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bergen abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen bergen
bewaren ablegen; abschießen; abstellen; betten; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; unterstellen; weglegen; zurücklegen ablegen; archivieren; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; einbüchsen; einkochen; einmachen; konservieren; lagern; speichern
opbergen weglegen; wegräumen; wegschließen ablegen; archivieren; aufheben; aufräumen; wegräumen
opruimen abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausmisten; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen
opzij leggen ablegen; abschießen; abstellen; betten; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; unterstellen; weglegen; zurücklegen auf die Seite legen; beiseite legen; hamstern; horten; zurücklegen
wegbergen weglegen; wegräumen; wegschließen aufräumen; wegräumen
wegsluiten weglegen; wegräumen; wegschließen
wegzetten ablegen; abschießen; abstellen; betten; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; unterstellen; weglegen; zurücklegen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
opruimen Aufräumen

Synoniemen voor "weglegen":