Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Ausstrahlung

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Ausstrahlung

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Ausstrahlung:
- utstrålning; karisma; radioprogram; strålning; aura
Wiktionary:
- Ausstrahlung → utsändning

Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausstrahlung (Duits) in het Zweeds

Ausstrahlung:

Ausstrahlung [die ~] zelfstandig naamwoord

die Ausstrahlung (Charisma)
utstrålning; karisma
- utstrålning [-en] zelfstandig naamwoord
- karisma [-en] zelfstandig naamwoord
die Ausstrahlung (Radio-aussendung; Sendung; Übertragung)
radioprogram
- radioprogram [-ett] zelfstandig naamwoord
die Ausstrahlung (Abstrahlung; Strahlung)
strålning
- strålning [-en] zelfstandig naamwoord
die Ausstrahlung (Aura)
aura
- aura [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Ausstrahlung:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aura	Aura; Ausstrahlung	Glorienschein; Heiligenschein
karisma	Ausstrahlung; Charisma
radioprogram	Ausstrahlung; Radio-aussendung; Sendung; Übertragung	Hörfolge; Hörfunk; Radio; Radioprogramm; Rundfunkprogramm; Sendung; Übertragung
strålning	Abstrahlung; Ausstrahlung; Strahlung	Abstrahlen; Abstrahlung; Bestrahlung; Strahlentherapie
utstrålning	Ausstrahlung; Charisma	Anmut; Bezauberung; Charme; Reiz; Verführung; Versuchung; Zauber

Synoniemen voor "Ausstrahlung":

Aura; bezaubernde Wirkung; Charisma; Magie; magische Kraft; Verzauberung; Zauberkraft; Charaktereigenschaft; Charakterzug; Eigenschaft; Einstellung; Haltung; Merkmal; Zug
Aussendung
Anziehungskraft; Attraktivität; Faszination

Wiktionary: Ausstrahlung

Cross Translation:

From	To	Via
• Ausstrahlung	→ utsändning	↔ broadcast — a radio or TV transmission on air

Verwante vertalingen van Ausstrahlung