Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Garn:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. garn:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Garn (Duits) in het Zweeds

Garn:

Garn [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Garn (Bindfaden; Faden; Zwirn; Reihfaden)
    tråd; garn
    • tråd [-en] zelfstandig naamwoord
    • garn [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. Garn
    tråd
    • tråd [-en] zelfstandig naamwoord
  3. Garn
    tråckeltråd
  4. Garn (Kordel; Schnur; Faden; Leine; Bindfaden)
    snöre; rep; lina
    • snöre [-ett] zelfstandig naamwoord
    • rep [-ett] zelfstandig naamwoord
    • lina [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Garn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
garn Bindfaden; Faden; Garn; Reihfaden; Zwirn Streichgarn
lina Bindfaden; Faden; Garn; Kordel; Leine; Schnur
rep Bindfaden; Faden; Garn; Kordel; Leine; Schnur Bindfäden; Drähte; Kabeltau; Leine; Schnüre; Seil; Seile; Tau; Trosse
snöre Bindfaden; Faden; Garn; Kordel; Leine; Schnur Besatz; Beschlag; Borte; Fransenborte; Kante; Krempe; Leiste; Posament; Rand; Saite; Saum; Schnüre; Spitze; Spitzenarbeit; Streifen; Tresse
tråckeltråd Garn
tråd Bindfaden; Faden; Garn; Reihfaden; Zwirn Draht; Fädchen; Fäserchen; Gewinde; Schraubengewinde; Streichgarn; Thread

Synoniemen voor "Garn":


Wiktionary: Garn

Garn
noun
  1. Jagd, Fischerei: Netz, das zum Fangen von Wild, Vögeln und Fischen dient
  2. gesponnener Faden

Cross Translation:
FromToVia
Garn tråd thread — long, thin and flexible form of material
Garn garn yarn — fiber strand for knitting or weaving
Garn tråd fil — Petite partie longue et déliée
Garn nät; nätverk réseauensemble d’objets ou de personnes connectés ou maintenus en liaison.

Verwante vertalingen van Garn



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Garn (Zweeds) in het Duits

garn:

garn [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. garn (tråd)
    der Faden; Garn; der Bindfaden
    • Faden [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Garn [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Bindfaden [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. garn (tråd)
    der Faden; Garn; der Bindfaden; der Zwirn; der Reihfaden
    • Faden [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Garn [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Bindfaden [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Zwirn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Reihfaden [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. garn (tråd)
    Streichgarn

Vertaal Matrix voor garn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bindfaden garn; tråd inpacknings tråd; lina; rep; snöre
Faden garn; tråd famn; lina; rep; snöre
Garn garn; tråd lina; rep; snöre; tråckeltråd; tråd
Reihfaden garn; tråd
Streichgarn garn; tråd cardad ylle
Zwirn garn; tråd

Wiktionary: garn

garn
noun
  1. Jagd, Fischerei: Netz, das zum Fangen von Wild, Vögeln und Fischen dient
  2. gesponnener Faden

Cross Translation:
FromToVia
garn Garn yarn — fiber strand for knitting or weaving

Verwante vertalingen van Garn