Ruf: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Ruf:
- vara märkesmedveten; kallelse; sammankallande; upprop; inkallelse; anseende; rykte; reputation; skrik; gott rykte; pliktsamtal; rop; fågelsång; lockrop
Wiktionary:
- Ruf → rop
- Ruf → rop, fågelsång, namn

Duits

Uitgebreide vertaling voor Ruf (Duits) in het Zweeds

der Ruf (Renommee)
vara märkesmedveten
- vara märkesmedveten zelfstandig naamwoord
der Ruf (Rufen; Schrei; Schreien)
kallelse; sammankallande; upprop; inkallelse
- kallelse [-en] zelfstandig naamwoord
- sammankallande zelfstandig naamwoord
- upprop [-ett] zelfstandig naamwoord
- inkallelse [-en] zelfstandig naamwoord
der Ruf (Reputation; Name; Schrei; Ehre)
anseende; rykte; reputation
- anseende [-ett] zelfstandig naamwoord
- rykte [-ett] zelfstandig naamwoord
- reputation zelfstandig naamwoord
der Ruf (Schrei; Ausruf)
skrik
- skrik [-ett] zelfstandig naamwoord
der Ruf (Aufruf)
upprop
- upprop [-ett] zelfstandig naamwoord
der Ruf (Reputation)
gott rykte
- gott rykte zelfstandig naamwoord
der Ruf (Stimme)
pliktsamtal
- pliktsamtal zelfstandig naamwoord
der Ruf (Lockruf; Schrei; Schreien; Rufen; Lockpfeife; Lockton)
rop; fågelsång; lockrop
- rop [-ett] zelfstandig naamwoord
- fågelsång [-en] zelfstandig naamwoord
- lockrop [-ett] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
anseende	Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei	Anblick; Ansehen; Antlitz; Gesicht; Prestige; Schauspiel; Szene
fågelsång	Lockpfeife; Lockruf; Lockton; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien	Vogelgesang; Vögelgesang
gott rykte	Reputation; Ruf
inkallelse	Ruf; Rufen; Schrei; Schreien
kallelse	Ruf; Rufen; Schrei; Schreien	Anrufung; Aufforderung; Aufruf; Ausrufen; Ladung; Schreiben; Vokation
lockrop	Lockpfeife; Lockruf; Lockton; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien
pliktsamtal	Ruf; Stimme
reputation	Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei
rop	Lockpfeife; Lockruf; Lockton; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien
rykte	Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei	Fama; Geklatsch; Geplauder; Gerede; Geschwätz; Gespräch; Kunde; Ondit; Plauderei; Schwatz
sammankallande	Ruf; Rufen; Schrei; Schreien
skrik	Ausruf; Ruf; Schrei	Brüller; Fehler; Irrtum; Schnitzer; Windstöße
upprop	Aufruf; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien	Ankündigung; Anrufung; Appellieren; Ausruf; Ausrufung; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Kundgebung; Verkündigung; Verlautbarung; Veröffentlichung
vara märkesmedveten	Renommee; Ruf

Ruf

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Ruf	→ rop	↔ call — cry or shout
• Ruf	→ fågelsång	↔ call — characteristic cry of a bird or other animal
• Ruf	→ namn	↔ name — reputation
• Ruf	→ namn	↔ naam — bekendheid, reputatie