Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: erzielen

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: erzielen

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

erzielen:
- nå; förtjäna; vinna; inbringa
Erzielen:
- lyckande
Wiktionary:
- erzielen → ta, sätta, få in, uppnå
- erzielen → mål, utmynna, sluta, föra, leda, öppna sig, suppurera, ernå

Duits

Uitgebreide vertaling voor erzielen (Duits) in het Zweeds

erzielen:

erzielen werkwoord (erziele, erzielst, erzielt, erzielte, erzieltet, erzielt)

erzielen (durchdringen; erreichen; bereichen; angelangen; davontragen)
nå
- nå werkwoord (når, nådde, nått)
erzielen (erreichen; bekommen; erhalten; gewinnen; überwinden; schlagen; triumphieren; siegen; holen; erkämpfen; davontragen)
förtjäna; vinna
- förtjäna werkwoord (förtjänar, förtjänade, förtjänat)
- vinna werkwoord (vinner, vann, vunnit)
erzielen (einholen; gewinnen)
inbringa
- inbringa werkwoord (inbringar, inbringade, inbringat)

Conjugations for erzielen:

Präsens

erziele
erzielst
erzielt
erzielen
erzielt
erzielen

Imperfekt

erzielte
erzieltest
erzielte
erzielten
erzieltet
erzielten

Perfekt

habe erzielt
hast erzielt
hat erzielt
haben erzielt
habt erzielt
haben erzielt

1. Konjunktiv [1]

erziele
erzielest
erziele
erzielen
erzielet
erzielen

2. Konjunktiv

erzielte
erzieltest
erzielte
erzielten
erzieltet
erzielten

Futur 1

werde erzielen
wirst erzielen
wird erzielen
werden erzielen
werdet erzielen
werden erzielen

1. Konjunktiv [2]

würde erzielen
würdest erzielen
würde erzielen
würden erzielen
würdet erzielen
würden erzielen

Diverses

erziele!
erzielt!
erzielen Sie!
erzielt
erzielend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor erzielen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
förtjäna	bekommen; davontragen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; schlagen; siegen; triumphieren; überwinden	erhalten; erwerben; verdienen
inbringa	einholen; erzielen; gewinnen	abwerfen; einbringen; eintragen; ergeben; gewinnen; herbeirufen; herbeiziehen; herüberholen; mit einbeziehen
nå	angelangen; bereichen; davontragen; durchdringen; erreichen; erzielen	langen nach; reichen bis
vinna	bekommen; davontragen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; schlagen; siegen; triumphieren; überwinden	abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; einholen; entlehnen; entnehmen; erreichen; gewinnen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; siegen; treiben; ziehen; überholen

Synoniemen voor "erzielen":

erwirtschaften; umsetzen
auf die Beine stellen; durchsetzen; erreichen; erwirken; leisten; schaffen; vollbringen; vollenden

Wiktionary: erzielen

erzielen

verb

Sport: Punkte oder Tore machen
- erzielen → ta; sätta; få in
etwas anvisiert (Angestrebtes) erreichen
- erzielen → uppnå

Cross Translation:

From	To	Via
• erzielen	→ mål	↔ score — transitive: to earn points in a game
• erzielen	→ utmynna; sluta; föra; leda; öppna sig; suppurera	↔ aboutir — toucher par un bout.
• erzielen	→ ernå	↔ atteindre — toucher de loin au moyen d’un projectile.

Erzielen:

Erzielen [das ~] zelfstandig naamwoord

Erzielen (Gelingen; Erfolg)
lyckande
- lyckande zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Erzielen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lyckande	Erfolg; Erzielen; Gelingen

Verwante vertalingen van erzielen