Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Aufruf:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Aufruf (Duits) in het Zweeds

Aufruf:

Aufruf [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Aufruf (Ruf)
    upprop
    • upprop [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Aufruf (Ausrufen; Aufforderung)
    kallelse

Vertaal Matrix voor Aufruf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kallelse Aufforderung; Aufruf; Ausrufen Anrufung; Ladung; Ruf; Rufen; Schrei; Schreiben; Schreien; Vokation
upprop Aufruf; Ruf Ankündigung; Anrufung; Appellieren; Ausruf; Ausrufung; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Kundgebung; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien; Verkündigung; Verlautbarung; Veröffentlichung
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Anzeigenanforderung

Synoniemen voor "Aufruf":


Wiktionary: Aufruf

Aufruf
noun
  1. Aufforderung an eine bestimmte Person oder Personengruppe/Organisation
  2. öffentlicher Appell, etwas zu tun oder zu unterlassen

Cross Translation:
FromToVia
Aufruf urval selection — process or act of selecting
Aufruf begagnande; bruk; appell recoursaction par laquelle on rechercher de l’assistance, du secours.