Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Charisma:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Charisma (Duits) in het Zweeds

Charisma:

Charisma [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Charisma (Ausstrahlung)
    utstrålning; karisma

Vertaal Matrix voor Charisma:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
karisma Ausstrahlung; Charisma
utstrålning Ausstrahlung; Charisma Anmut; Bezauberung; Charme; Reiz; Verführung; Versuchung; Zauber

Synoniemen voor "Charisma":


Wiktionary: Charisma

Charisma
noun
  1. Soziologie: Kurzform für charismatische Herrschaft
  2. ohne Plural: Ausstrahlung einer Person
  3. Religion, Christentum: die Gabe, Offenbarungen, Inspirationen und Erleuchtungen empfangen zu können