Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Wurf:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Wurf (Duits) in het Zweeds

Wurf:

Wurf [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Wurf (Werfen)
    kasta
    • kasta [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Wurf (Falte; Runzel)
    veck; skrynkla
    • veck [-ett] zelfstandig naamwoord
    • skrynkla [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Wurf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kasta Werfen; Wurf Schmeißen
skrynkla Falte; Runzel; Wurf Falte
veck Falte; Runzel; Wurf Falte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kasta abrutschen; abwerfen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; entledigen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; pfeffern; sausen; schmeißen; segeln; senken; setzen; sich von etwas entledigen; sickern; sinken; versenken; versinken; verzinken; werfen; zinken
skrynkla knittern; kräuseln; runzeln; zerknüllen

Wiktionary: Wurf

Wurf
noun
  1. bei Tieren: Menge der kurz nacheinander geborenen Jungen, Nachkommen
  2. Vorgang, Ergebnis einer Handlung, bei der ein Gegenstand unter Kraftaufwand über eine gewisse Entfernung durch die Luft befördert wird

Cross Translation:
FromToVia
Wurf kull litter — animals born in one birth
Wurf kast pitch — the act of pitching a baseball
Wurf skott shot — launching of a ball or similar object toward a goal