Einheimisch in het Zweeds vertaald uit het Duits

Duits

Uitgebreide vertaling voor einheimisch (Duits) in het Zweeds

einheimisch (von Natur aus anwesend sein; eingeboren)
medfödd; medfött
- medfödd bijvoeglijk naamwoord
- medfött bijvoeglijk naamwoord
einheimisch
hus-
- hus- bijvoeglijk naamwoord
einheimisch (charakteristisch; typisch; charakterisierend; kennzeichnend; bezeichnend; eigenartig; spezifisch; eigen; treffend; eigentümlich)
charactiristiskt; urskiljande
- charactiristiskt bijvoeglijk naamwoord
- urskiljande bijvoeglijk naamwoord
einheimisch (autochton; eingeboren; inländisch)
inhemsk; inhemskt
- inhemsk bijvoeglijk naamwoord
- inhemskt bijvoeglijk naamwoord
einheimisch (einheimische; inländisch)
infödd
- infödd bijvoeglijk naamwoord
einheimisch (eingeboren)
naturlig; naturligt; medfött
- naturlig bijvoeglijk naamwoord
- naturligt bijvoeglijk naamwoord
- medfött bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
infödd		Eingeborene; Einheimische; Einwohner; Naturbelassene; Ureinwohner
urskiljande		Wahrnehmen; Wiedererkennen
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
charactiristiskt	bezeichnend; charakterisierend; charakteristisch; eigen; eigenartig; eigentümlich; einheimisch; kennzeichnend; spezifisch; treffend; typisch
hus-	einheimisch
infödd	einheimisch; einheimische; inländisch	autochton; eingeborene; einheimische
inhemsk	autochton; eingeboren; einheimisch; inländisch
inhemskt	autochton; eingeboren; einheimisch; inländisch
medfödd	eingeboren; einheimisch; von Natur aus anwesend sein
medfött	eingeboren; einheimisch; von Natur aus anwesend sein
naturlig	eingeboren; einheimisch
naturligt	eingeboren; einheimisch
urskiljande	bezeichnend; charakterisierend; charakteristisch; eigen; eigenartig; eigentümlich; einheimisch; kennzeichnend; spezifisch; treffend; typisch

ansässig; beheimatet; gebürtig; heimisch; ortsansässig
alteingesessen; autochthon; bodenständig; eingeboren; endemisch; indigen; lang ansässig; ureingesessen

einheimisch

adjective

zu einer Region, einem Ort (im eigentlichen Sinne zu einem Heim, zu einer Heimat) gehörig, in dieser Region, diesem Ort geboren, zu Hause sein
- einheimisch → inhemsk; lokal

Cross Translation:

From	To	Via
• einheimisch	→ inhemsk	↔ native — characteristic of or existing by virtue of geographic origin
• einheimisch	→ inhemsk	↔ inheems — van oorsprong ergens voorkomend
• einheimisch	→ infödd; inhemsk	↔ aborigène — anthropo\|fr Qui est originaire du pays où il vivre.