Unordentlich in het Zweeds vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

unordentlich:
- oordentlig; inte städat; oordentligt; oordnat; förvirrad; förvirrat; oredigt; oordnad; slarvig; slarvigt; ostädat; ovårdat; ostädad; sjaskig; sjaskigt; osnygg; osnyggt; asocial; asocialt; påsigt; påsig; säckigt; oorganiserat; oorganiserad; ihop blanding; laglöst; laglös; rörig; rörigt; strulig; struligt
Wiktionary:
- unordentlich → rörig, stökig, oordentlig

Duits

Uitgebreide vertaling voor unordentlich (Duits) in het Zweeds

unordentlich:

unordentlich bijvoeglijk naamwoord

unordentlich (schlampig; schlottrig)
oordentlig; inte städat; oordentligt
- oordentlig bijvoeglijk naamwoord
- inte städat bijvoeglijk naamwoord
- oordentligt bijvoeglijk naamwoord
unordentlich (ungeregelt; chaotisch; ungeordnet; nachlässig; schlampig; unregelmäßig; durcheinander; zerzaust)
oordnat; förvirrad; förvirrat; oredigt; oordnad; oordentligt
- oordnat bijvoeglijk naamwoord
- förvirrad bijvoeglijk naamwoord
- förvirrat bijvoeglijk naamwoord
- oredigt bijvoeglijk naamwoord
- oordnad bijvoeglijk naamwoord
- oordentligt bijvoeglijk naamwoord
unordentlich (chaotisch; ungeordnet; durcheinander; ungeregelt)
oordnad
- oordnad bijvoeglijk naamwoord
unordentlich (chaotisch; ungeordnet; wüst)
slarvig; slarvigt; ostädat; ovårdat; ostädad; sjaskig; sjaskigt; osnygg; osnyggt; oordentligt
- slarvig bijvoeglijk naamwoord
- slarvigt bijvoeglijk naamwoord
- ostädat bijvoeglijk naamwoord
- ovårdat bijvoeglijk naamwoord
- ostädad bijvoeglijk naamwoord
- sjaskig bijvoeglijk naamwoord
- sjaskigt bijvoeglijk naamwoord
- osnygg bijvoeglijk naamwoord
- osnyggt bijvoeglijk naamwoord
- oordentligt bijvoeglijk naamwoord
unordentlich (asozial; ungeordnet; ungeregelt; durcheinander; chaotisch)
asocial; asocialt
- asocial bijvoeglijk naamwoord
- asocialt bijvoeglijk naamwoord
unordentlich (schlottrig; schlampig)
påsigt; påsig; säckigt
- påsigt bijvoeglijk naamwoord
- påsig bijvoeglijk naamwoord
- säckigt bijvoeglijk naamwoord
unordentlich (ungeordnet; chaotisch; nicht organisiert)
oorganiserat; oorganiserad
- oorganiserat bijvoeglijk naamwoord
- oorganiserad bijvoeglijk naamwoord
unordentlich (durcheinander; fahrlässig; zerzaust; schlampig; kunterbunt; sorglos; unachtsam)
ihop blanding
- ihop blanding bijvoeglijk naamwoord
unordentlich (unbändig; zerzaust; chaotisch; verwildert)
laglöst; laglös
- laglöst bijvoeglijk naamwoord
- laglös bijvoeglijk naamwoord
unordentlich (schlampig; schmutzig; sorglos; nachlässig; schmierig; schlottrig)
rörig; rörigt; strulig; struligt; oredigt
- rörig bijvoeglijk naamwoord
- rörigt bijvoeglijk naamwoord
- strulig bijvoeglijk naamwoord
- struligt bijvoeglijk naamwoord
- oredigt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor unordentlich:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
rörigt		Gepfusche; Geschmiere; Gesudel
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
asocial	asozial; chaotisch; durcheinander; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich
asocialt	asozial; chaotisch; durcheinander; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich
förvirrad	chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; zerzaust	bestürzt; betreten; durcheinander; eingeschüchtert; entsetzt; erschreckt; erschüttert; fassungslos; verwirrt; ängstlich
förvirrat	chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; zerzaust	durcheinander; geistig durcheinander; irre; konfus; kopfzerbrechend; verstört; verwirrt; verworren; wirr
ihop blanding	durcheinander; fahrlässig; kunterbunt; schlampig; sorglos; unachtsam; unordentlich; zerzaust
inte städat	schlampig; schlottrig; unordentlich
laglös	chaotisch; unbändig; unordentlich; verwildert; zerzaust
laglöst	chaotisch; unbändig; unordentlich; verwildert; zerzaust
oordentlig	schlampig; schlottrig; unordentlich
oordentligt	chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; schlottrig; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; wüst; zerzaust
oordnad	chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; zerzaust
oordnat	chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; zerzaust	regellos; ungeordnet; ungeregelt; wüst
oorganiserad	chaotisch; nicht organisiert; ungeordnet; unordentlich
oorganiserat	chaotisch; nicht organisiert; ungeordnet; unordentlich
oredigt	chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; schlottrig; schmierig; schmutzig; sorglos; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; zerzaust	durcheinander
osnygg	chaotisch; ungeordnet; unordentlich; wüst
osnyggt	chaotisch; ungeordnet; unordentlich; wüst
ostädad	chaotisch; ungeordnet; unordentlich; wüst
ostädat	chaotisch; ungeordnet; unordentlich; wüst
ovårdat	chaotisch; ungeordnet; unordentlich; wüst	armselig; armutig; elend; mittellos; schlottrig; schäbig; unansehnlich; verlottert; verludert; zerlumpt; ärmlich
påsig	schlampig; schlottrig; unordentlich
påsigt	schlampig; schlottrig; unordentlich
rörig	nachlässig; schlampig; schlottrig; schmierig; schmutzig; sorglos; unordentlich
rörigt	nachlässig; schlampig; schlottrig; schmierig; schmutzig; sorglos; unordentlich
sjaskig	chaotisch; ungeordnet; unordentlich; wüst	schäbig; verlottert
sjaskigt	chaotisch; ungeordnet; unordentlich; wüst	ekelhaft; faul; fett; fettig; fleckig; krätzig; lumpig; räudig; schlammig; schlampig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schäbig; stinkig; trübe; verkommen; verlottert; widerlich
slarvig	chaotisch; ungeordnet; unordentlich; wüst
slarvigt	chaotisch; ungeordnet; unordentlich; wüst
strulig	nachlässig; schlampig; schlottrig; schmierig; schmutzig; sorglos; unordentlich
struligt	nachlässig; schlampig; schlottrig; schmierig; schmutzig; sorglos; unordentlich
säckigt	schlampig; schlottrig; unordentlich