Engels

Uitgebreide vertaling voor burden (Engels) in het Duits

burden:

burden werkwoord

  1. burden (aggravate)
    beauftragen; auftragen
    • beauftragen werkwoord (beuaftrage, beuaftragst, beuaftragt, beuaftragte, beuaftragtet, beauftragt)
    • auftragen werkwoord (trage auf, trägst auf, trägt auf, trug auf, trugt auf, aufgetragen)
  2. burden (saddle up)
    aufsatteln; satteln
    • aufsatteln werkwoord (sattele auf, sattelst auf, sattelt auf, sattelte auf, satteltet auf, aufgesattelt)
    • satteln werkwoord (sattele, sattelst, sattelt, sattelte, satteltet, gesattelt)

burden [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the burden (stress)
    die Anspannung; die emotionale Spannung
  2. the burden (weight)
    die Last; die Bürde; die Schwere; Gewicht; Kreuz
    • Last [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Bürde [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schwere [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gewicht [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Kreuz [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. the burden
    die Bürde; die Last
    • Bürde [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Last [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor burden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anspannung burden; stress strain; tenseness; tension; tightness
Bürde burden; weight cross; shape of a cross
Gewicht burden; weight importance; meaning; significance; weight
Kreuz burden; weight DAGGER; balls; clover; cross; crotch; dagger; groin; shape of a cross; sign of the cross
Last burden; weight burdens; cargo; chicanery; circulation; cross; difficulty; fuss; hassle; impression; print; shape of a cross; trouble making
Schwere burden; weight seriousness; weight
emotionale Spannung burden; stress
- core; effect; encumbrance; essence; gist; incumbrance; load; loading; onus
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufsatteln burden; saddle up
auftragen aggravate; burden become worn; boast; brag; catch; charge; command; contract; dish up; do up; exagerate; get; get worn out; ordain; order; receive; serve; serve out; talk big; wear out
beauftragen aggravate; burden charge; command; commission; complain; decree; dedicate; devote; dictate; erect; exert power; force; order; put upright; raise; raise objections; rule
satteln burden; saddle up saddle
- burthen; charge; saddle; weight; weight down
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- encumbrance

Verwante woorden van "burden":


Synoniemen voor "burden":


Antoniemen van "burden":

  • unburden

Verwante definities voor "burden":

  1. weight to be borne or conveyed1
  2. an onerous or difficult concern1
    • the burden of responsibility1
  3. the central idea that is expanded in a document or discourse1
  4. the central meaning or theme of a speech or literary work1
  5. impose a task upon, assign a responsibility to1
  6. weight down with a load1

Wiktionary: burden

burden
noun
  1. cause of worry
  2. responsibility, onus
  3. heavy load
verb
  1. encumber
burden
verb
  1. bewirken, dass etwas eine störende oder schädliche Wirkung auf etwas hat
noun
  1. psychischer Druck, beschwerlicher Umstand
  2. Transportwesen: etwas, was sich durch sein Gewicht nach unten drückt oder zieht; auch Ladung, Fracht; was man trägt
  3. seelischer Schmerz, großes Problem
  4. (moralische) Last
  5. eine Beanspruchung, die Schaden verursachen kann
  6. überflüssige Ladung, nicht benötigtes Gepäck

Cross Translation:
FromToVia
burden beladen beladen — een lading aanbrengen op een lastdier of een voer- of vaartuig
burden laden; beauftragen; betrauen chargergarnir d’une charge.
burden Eichmaß; Einschlaggrube; Mess-Stab; Messgefäß; Schauglas; Tonnengehalt jaugejuste mesure que doit avoir un contenant de liquide ou de grain.

Verwante vertalingen van burden