Arch in het Duits vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

arch:
- Bogen; Wölbung; Biegung; Rundung; Gewölbe; Überdachung; Schutzdach; Bogengewölbe
- biegen; beugen; krümmen; verbeugen; knicken; verneigen; flektieren; hinneigen; sich neigen; sichbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; sichverbeugen
- witzig; komisch; drollig; schelmisch; schalkhaft; humoristisch; spaßhaft
Wiktionary:
- arch → Bogen, Gewölbe
- arch → erz-, Bogengang, Bogen
- arch → wölben

Engels

Uitgebreide vertaling voor arch (Engels) in het Duits

arch:

arch [the ~] zelfstandig naamwoord

the arch (curvature; vaulting; curve; camber)
der Bogen; die Wölbung; die Biegung; die Rundung
- Bogen [der ~] zelfstandig naamwoord
- Wölbung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Biegung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Rundung [die ~] zelfstandig naamwoord
the arch (arched vault; vault)
Gewölbe; die Überdachung; Schutzdach; Bogengewölbe
- Gewölbe [das ~] zelfstandig naamwoord
- Überdachung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schutzdach [das ~] zelfstandig naamwoord
- Bogengewölbe [das ~] zelfstandig naamwoord

to arch werkwoord (arches, arched, arching)

to arch (curve; bow)
biegen; beugen; krümmen; verbeugen; knicken; verneigen; flektieren; hinneigen; sich neigen; sichbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; sichverbeugen
- biegen werkwoord (biege, biegst, biegt, bog, bogt, gebogen)
- beugen werkwoord (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
- krümmen werkwoord (krümme, krümmst, krümmt, krümmte, krümmtet, gekrümmt)
- verbeugen werkwoord (verbeuge, verbeugst, verbeugt, verbeugte, verbeugtet, verbeugt)
- knicken werkwoord (knicke, knickst, knickt, knickte, knicktet, geknickt)
- verneigen werkwoord (verneige, verneigst, verneigt, verneigte, verneigtet, verneigt)
- flektieren werkwoord (flektiere, flektierst, flektiert, flektierte, flektiertet, flektiert)
- hinneigen werkwoord (neige hin, neigst hin, neigt hin, neigte hin, neigtet hin, hingeneigt)
- sich neigen werkwoord (neige mich, neigst dich, neigt sich, neigte sich, neigtet euch, sich geneigt)
- sichbeugen werkwoord
- sichverneigen werkwoord
- sichvorüberbeugen werkwoord
- sichverbeugen werkwoord
to arch (curve)
beugen; hinneigen; krümmen; knicken
- beugen werkwoord (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
- hinneigen werkwoord (neige hin, neigst hin, neigt hin, neigte hin, neigtet hin, hingeneigt)
- krümmen werkwoord (krümme, krümmst, krümmt, krümmte, krümmtet, gekrümmt)
- knicken werkwoord (knicke, knickst, knickt, knickte, knicktet, geknickt)

Conjugations for arch:

present

arch
arch
arches
arch
arch
arch

simple past

arched
arched
arched
arched
arched
arched

present perfect

have arched
have arched
has arched
have arched
have arched
have arched

past continuous

was arching
were arching
was arching
were arching
were arching
were arching

future

shall arch
will arch
will arch
shall arch
will arch
will arch

continuous present

am arching
are arching
is arching
are arching
are arching
are arching

subjunctive

be arched
be arched
be arched
be arched
be arched
be arched

diverse

arch!
let's arch!
arched
arching

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

arch bijvoeglijk naamwoord

arch (roguish; mischievous; waggish; rascally)
witzig; komisch; drollig; schelmisch; schalkhaft; humoristisch; spaßhaft
- witzig bijvoeglijk naamwoord
- komisch bijvoeglijk naamwoord
- drollig bijvoeglijk naamwoord
- schelmisch bijvoeglijk naamwoord
- schalkhaft bijvoeglijk naamwoord
- humoristisch bijvoeglijk naamwoord
- spaßhaft bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor arch:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Biegung	arch; camber; curvature; curve; vaulting	bend; bending; curve; revolution; rotation; tribute; twisting
Bogen	arch; camber; curvature; curve; vaulting	bend; bow; camber; crossbow; curvature; curve; fiddle-bow; fiddle-stick; longbow
Bogengewölbe	arch; arched vault; vault
Gewölbe	arch; arched vault; vault	archway; armour-plated cupola; basement; ceiling; cellar; cupola; dome; rib; ribbed vault; vault; vaulted arch
Rundung	arch; camber; curvature; curve; vaulting	bend; bow; camber; cross-bow; crossbow; curvature; curve; curving; longbow; rounding
Schutzdach	arch; arched vault; vault	cap; casque; hood; penthouse; shed; wimple
Wölbung	arch; camber; curvature; curve; vaulting	bend; camber; curvature; curve; turn
Überdachung	arch; arched vault; vault	cap; casque; cover; cover up roof; covering; hood; roof; roofing over; top; wimple
-	archway
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beugen	arch; bow; curve	bend; bow; bow in honour; conjugate; curve; decline; inflect; rape
biegen	arch; bow; curve	bend; bow; change; turn back
flektieren	arch; bow; curve
hinneigen	arch; bow; curve
knicken	arch; bow; curve	break down; break off
krümmen	arch; bow; curve	bend; bow
sich neigen	arch; bow; curve	bow in honour; curve; incline; lean over; slant; slope
sichbeugen	arch; bow; curve
sichverbeugen	arch; bow; curve
sichverneigen	arch; bow; curve
sichvorüberbeugen	arch; bow; curve
verbeugen	arch; bow; curve	bow in honour; conjugate; curve; decline; inflect
verneigen	arch; bow; curve	bow; bow in honour; curve
-	arc; curve
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	condescending; impish; implike; mischievous; patronising; patronizing; pixilated; prankish; puckish; wicked
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
drollig	arch; mischievous; rascally; roguish; waggish	amusing; comic; comical; cute; droll; farcical; funny; hilarious; humorous; humourous; waggish
humoristisch	arch; mischievous; rascally; roguish; waggish	amusing; comic; comical; cute; droll; farcical; funny; hilarious; humoristic; humorous; humourous; waggish
komisch	arch; mischievous; rascally; roguish; waggish	alien; amusing; atypical; boy-like; boyish; comic; comical; cute; droll; exotic; farcical; foreign; funny; hilarious; humorous; humourous; mischievous; naughty; odd; outlandish; playful; queer; rascally; strange; waggish
schalkhaft	arch; mischievous; rascally; roguish; waggish	amusing; boy-like; boyish; comic; comical; cute; droll; farcical; funny; hilarious; humorous; humourous; mischievous; naughty; playful; rascally; waggish
schelmisch	arch; mischievous; rascally; roguish; waggish	base; boy-like; boyish; caddish; cute; mean; mischievous; nasty; naughty; playful; rascally; villainous; waggish
spaßhaft	arch; mischievous; rascally; roguish; waggish	amusing; benevolent; boy-like; boyish; comic; cute; droll; funny; good-natured; hilarious; humorous; humourous; kind; mild; mischievous; naughty; playful; rascally; waggish
witzig	arch; mischievous; rascally; roguish; waggish	amusing; astute; bright; clever; comic; comical; crafty; cute; droll; farcical; funny; hilarious; humorous; humourous; ingenious; intelligent; sagacious; shrewd; skilful; skillful; sly; smart; waggish; wily; wise

Verwante woorden van "arch":

archness, arching, arched, arches, archest, archly

Synoniemen voor "arch":

condescending; patronizing; patronising; superior
skilled
curve; curved shape
skeletal structure
archway; entrance; entranceway; entryway; entry; entree
structure; construction
curve; arc; bend; flex

Verwante definities voor "arch":

naughtily or annoyingly playful¹
expert in skulduggery¹
- an arch criminal¹
(used of behavior or attitude) characteristic of those who treat others with condescension¹
(architecture) a masonry construction (usually curved) for spanning an opening and supporting the weight above it¹
a passageway under a curved masonry construction¹
- they built a triumphal arch to memorialize their victory¹
a curved bony structure supporting or enclosing organs (especially the inner sides of the feet)¹
a curved shape in the vertical plane that spans an opening¹
form an arch or curve¹
- her back arches¹

Wiktionary: arch

arch

noun

architectural element
- arch → Bogen
arrangement of trapezoidal stones
- arch → Bogen
inverted U shape
- arch → Bogen

arch

Vorsilbe vor Bezeichnungen hoher Hofamt und Kirchenamt mit der Bedeutung ober, für Inhaber eines Erzamtes
- erz- → archi; arch

noun

gebogener oberer Raumabschluss
- Gewölbe → arch
Bauwesen: Bauteil über Öffnungen und Raum zum Tragen darüberliegender Bauteile
- Bogen → arch

verb

(transitiv) etwas bogenförmig anlegen, machen, biegen oder formen; mit einem Gewölbe versehen; etwas in einem Bogen über etwas spannen
- wölben → arch; camber
(reflexiv) sich bogenförmig über etwas erstrecken
- wölben → arch; span

Cross Translation:

From	To	Via
• arch	→ Bogengang	↔ arcade — (architecture) ensemble composé d’un arc et des montants qui le soutiennent.
• arch	→ Bogen	↔ arche — Partie cintrer d’un pont, d’un aqueduc, d’un viaduc sous laquelle l’eau passer ou sous laquelle circulent les voyageurs.
• arch	→ Bogen	↔ cintre — Courbure en arcade, en demi-cercle.

Verwante vertalingen van arch

Remove Ads

Vertaal arch van Engels naar Duits

Uitgebreide vertaling voor arch (Engels) in het Duits

arch:

arch [the ~] zelfstandig naamwoord

the arch (curvature; vaulting; curve; camber)

the arch (arched vault; vault)

to arch werkwoord (arches, arched, arching)

to arch (curve; bow)

to arch (curve)

Conjugations for arch:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

arch bijvoeglijk naamwoord

arch (roguish; mischievous; waggish; rascally)

Vertaal Matrix voor arch:

Verwante woorden van "arch":

Synoniemen voor "arch":

Verwante definities voor "arch":

Wiktionary: arch

Verwante vertalingen van arch