Home ->Woordenboeken ->Engels/Engels ->Vertaal attendant

Synoniemen voor "attendant" in het Engels

Overzicht
Engels Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. attendant:

Engels

Uitgebreide synoniemen voor attendant in het Engels

attendant:

attendant [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the attendant
    the guard; the attendant; the usher; the warder; the watchman; the sentry; the bodyguard
    • guard [the ~] zelfstandig naamwoord
    • attendant [the ~] zelfstandig naamwoord
    • usher [the ~] zelfstandig naamwoord
    • warder [the ~] zelfstandig naamwoord
    • watchman [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sentry [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bodyguard [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the attendant
    the caretaker; the animal foster; the attendant; the facilitator; the nurse; the orderly
  3. the attendant
    the attendant; the aide
    • attendant [the ~] zelfstandig naamwoord
    • aide [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the attendant
    the deacon; the male nurse; the attendant; the aide; the orderly
    • deacon [the ~] zelfstandig naamwoord
    • male nurse [the ~] zelfstandig naamwoord
    • attendant [the ~] zelfstandig naamwoord
    • aide [the ~] zelfstandig naamwoord
    • orderly [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. the attendant
    the porter; the doorkeeper; the doorman
    – someone who guards an entrance 1
    • porter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • doorkeeper [the ~] zelfstandig naamwoord
    • doorman [the ~] zelfstandig naamwoord
    the attendant; the sentry; the guard; the watchman; the warder
    • attendant [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sentry [the ~] zelfstandig naamwoord
    • guard [the ~] zelfstandig naamwoord
    • watchman [the ~] zelfstandig naamwoord
    • warder [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the attendant
    the caretaker; the attendant; the carer
    • caretaker [the ~] zelfstandig naamwoord
    • attendant [the ~] zelfstandig naamwoord
    • carer [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. the attendant
    the attendant
  8. the attendant
    – an event or situation that happens at the same time as or in connection with another 1
    the attendant; the accompaniment; the co-occurrence; the concomitant
    – an event or situation that happens at the same time as or in connection with another 1
  9. the attendant
    – a person who is present and participates in a meeting 1
    the attendant; the attender; the meeter; the attendee
    – a person who is present and participates in a meeting 1
    • attendant [the ~] zelfstandig naamwoord
    • attender [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he was a regular attender at department meetings1
    • meeter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • attendee [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the gathering satisfied both organizers and attendees1
  10. the attendant
    – someone who waits on or tends to or attends to the needs of another 1
    the tender; the attendant; the attender
    – someone who waits on or tends to or attends to the needs of another 1
    • tender [the ~] zelfstandig naamwoord
    • attendant [the ~] zelfstandig naamwoord
    • attender [the ~] zelfstandig naamwoord

attendant bijvoeglijk naamwoord

  1. attendant
    accompanying; attendant
  2. attendant
    – following or accompanying as a consequence 1
    attendant; accompanying; incidental; resultant; ensuant; concomitant; sequent; consequent
    – following or accompanying as a consequence 1
    • attendant bijvoeglijk naamwoord
      • an excessive growth of bureaucracy, with attendant problems1
      • attendant circumstances1
    • accompanying bijvoeglijk naamwoord
    • incidental bijvoeglijk naamwoord
      • snags incidental to the changeover in management1
    • resultant bijvoeglijk naamwoord
      • the resultant savings were considerable1
    • ensuant bijvoeglijk naamwoord
      • the ensuant response to his appeal1
    • concomitant bijvoeglijk naamwoord
    • sequent bijvoeglijk naamwoord
    • consequent bijvoeglijk naamwoord
      • the period of tension and consequent need for military preparedness1
  3. attendant
    – being present (at meeting or event etc.) 1
    attendant
    – being present (at meeting or event etc.) 1
    • attendant bijvoeglijk naamwoord
      • attendant members of the congreation1

Verwante woorden van "attendant":


Alternatieve synoniemen voor "attendant":


Verwante definities voor "attendant":

  1. following or accompanying as a consequence1
    • an excessive growth of bureaucracy, with attendant problems1
    • attendant circumstances1
  2. being present (at meeting or event etc.)1
    • attendant members of the congreation1
  3. an event or situation that happens at the same time as or in connection with another1
  4. a person who is present and participates in a meeting1
  5. someone who waits on or tends to or attends to the needs of another1

Verwante synoniemen voor attendant







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0232 seconde
Page rendered in 1.0 seconds