Home ->Woordenboeken ->Engels/Engels ->Vertaal crowd

Synoniemen voor "crowd" in het Engels

Overzicht
Engels Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. crowd:

Engels

Uitgebreide synoniemen voor crowd in het Engels

crowd:

crowd [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the crowd
    the crowd
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the crowd
    the crowd; the herd; the clutter; the bunch; the troop; the wattle; the lot; the heap; the gang; the troupe; the load; the party; the pack
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • herd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clutter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • troop [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wattle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • troupe [the ~] zelfstandig naamwoord
    • load [the ~] zelfstandig naamwoord
    • party [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pack [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the crowd
    the crowd; the accumulation; the bunch; the assembling; the set; the gathering; the gang; the collection; the clutter; the party
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • accumulation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • assembling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • set [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gathering [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • collection [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clutter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • party [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the crowd
    the flock; the herd; the common herd; the mob; the horde; the drove; the crowd; the multitude
    • flock [the ~] zelfstandig naamwoord
    • herd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • common herd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mob [the ~] zelfstandig naamwoord
    • horde [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drove [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • multitude [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. the crowd
    the crowd; the group
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • group [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the crowd
    the pile; the bunch; the heap; the lot; the crowd
    • pile [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. the crowd
    the horde; the crowd; the gang
    • horde [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. the crowd
    the gathering; the group; the crowd
    • gathering [the ~] zelfstandig naamwoord
    • group [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
  9. the crowd
    the crowd; the mob; the multitude
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mob [the ~] zelfstandig naamwoord
    • multitude [the ~] zelfstandig naamwoord
  10. the crowd
    – a large number of things or people considered together 1
    the crowd
    – a large number of things or people considered together 1
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a crowd of insects assembled around the flowers1
  11. the crowd
    – an informal body of friends 1
    the crowd; the bunch; the crew; the gang
    – an informal body of friends 1
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he still hangs out with the same crowd1
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crew [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord

crowd

  1. crowd
    crowd; crowd of people
  2. crowd
    crowd; pack
  3. crowd
    crowd; herd
  4. crowd
    crowd; throng; gather together
  5. crowd
    push; crowd; press

to crowd werkwoord (crowds, crowded, crowding)

  1. to crowd
    – to gather together in large numbers 1
    to crowd; to crowd together
    – to gather together in large numbers 1
    • crowd werkwoord (crowds, crowded, crowding)
      • men in straw boaters and waxed mustaches crowded the verandah1
    • crowd together werkwoord (crowds together, crowded together, crowding together)
  2. to crowd
    – cause to herd, drive, or crowd together 1
    to crowd; to herd
    – cause to herd, drive, or crowd together 1
    • crowd werkwoord (crowds, crowded, crowding)
    • herd werkwoord (herds, herded, herding)
      • We herded the children into a spare classroom1
  3. to crowd
    – approach a certain age or speed 1
    to crowd; to push
    – approach a certain age or speed 1
    • crowd werkwoord (crowds, crowded, crowding)
    • push werkwoord (pushes, pushed, pushing)
      • She is pushing fifty1
  4. to crowd
    – fill or occupy to the point of overflowing 1
    to crowd
    – fill or occupy to the point of overflowing 1
    • crowd werkwoord (crowds, crowded, crowding)
      • The students crowded the auditorium1

Conjugations for crowd:

present
  1. crowd
  2. crowd
  3. crowds
  4. crowd
  5. crowd
  6. crowd
simple past
  1. crowded
  2. crowded
  3. crowded
  4. crowded
  5. crowded
  6. crowded
present perfect
  1. have crowded
  2. have crowded
  3. has crowded
  4. have crowded
  5. have crowded
  6. have crowded
past continuous
  1. was crowding
  2. were crowding
  3. was crowding
  4. were crowding
  5. were crowding
  6. were crowding
future
  1. shall crowd
  2. will crowd
  3. will crowd
  4. shall crowd
  5. will crowd
  6. will crowd
continuous present
  1. am crowding
  2. are crowding
  3. is crowding
  4. are crowding
  5. are crowding
  6. are crowding
subjunctive
  1. be crowded
  2. be crowded
  3. be crowded
  4. be crowded
  5. be crowded
  6. be crowded
diverse
  1. crowd!
  2. let's crowd!
  5. crowded
  6. crowding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Verwante woorden van "crowd":


Alternatieve synoniemen voor "crowd":


Verwante definities voor "crowd":

  1. a large number of things or people considered together1
    • a crowd of insects assembled around the flowers1
  2. an informal body of friends1
    • he still hangs out with the same crowd1
  3. to gather together in large numbers1
    • men in straw boaters and waxed mustaches crowded the verandah1
  4. cause to herd, drive, or crowd together1
  5. approach a certain age or speed1
  6. fill or occupy to the point of overflowing1
    • The students crowded the auditorium1

Verwante synoniemen voor crowd







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0440 seconde
Page rendered in 1.0 seconds