Home ->Woordenboeken ->Engels/Engels ->Vertaal joy

Synoniemen voor "joy" in het Engels

Overzicht
Engels Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. joy:

Engels

Uitgebreide synoniemen voor joy in het Engels

joy:

joy [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the joy
    the pleasure; the delight; the joy
    • pleasure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • delight [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joy [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the joy
    the joyfulness; the high jinks; the lunacy; the joy; the merriment; the pleasure; the hilarity; the silliness; the fun; the folly; the madness; the mirth; the nonsense; the joking
    • joyfulness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • high jinks [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lunacy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • merriment [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pleasure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hilarity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • silliness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fun [the ~] zelfstandig naamwoord
    • folly [the ~] zelfstandig naamwoord
    • madness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mirth [the ~] zelfstandig naamwoord
    • nonsense [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joking [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the joy
    the delight; the enjoyment; the pleasure; the joy
    • delight [the ~] zelfstandig naamwoord
    • enjoyment [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pleasure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joy [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the joy
    the happiness; the luck; the bliss; the joy
    • happiness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • luck [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bliss [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joy [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. the joy
    the happiness; the pleasure; the joyfulness; the joy; the gladness; the merriment; the mirth; the glee
    • happiness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pleasure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joyfulness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gladness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • merriment [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mirth [the ~] zelfstandig naamwoord
    • glee [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the joy
    the pleasure; the joy; the mirth; the revelry; the carousing; the fun; the roistering; the merriment
    • pleasure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mirth [the ~] zelfstandig naamwoord
    • revelry [the ~] zelfstandig naamwoord
    • carousing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fun [the ~] zelfstandig naamwoord
    • roistering [the ~] zelfstandig naamwoord
    • merriment [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. the joy
    the happiness; the revelry; the cheerfulness; the pleasure; the joy; the brightfulness; the joyfulness; the merriment; the lightheartedness; the mirth; the good spirits
  8. the joy
    the bliss; the glory; the blessedness; the magnificence; the happiness; the deliciousness; the joy; the well-being
  9. the joy
    the neatness; the spotlessness; the perfection; the impeccability; the mirth; the orderliness; the tidiness; the pleasure; the joy; the purity; the soundness; the merriment; the stainlessness; the light-heartedness; the faultlessness; the irreprochability
  10. the joy
    the excitement; the joy; the jubilation; the shouts of joy
  11. the joy
    – something or someone that provides a source of happiness 1
    the delight; the pleasure; the joy
    – something or someone that provides a source of happiness 1
    • delight [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the new car is a delight1
    • pleasure [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the pleasure of his company1
    • joy [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a joy to behold1
  12. the joy
    – the emotion of great happiness 1
    the joy; the joyfulness; the joyousness
    – the emotion of great happiness 1
    • joy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joyfulness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • joyousness [the ~] zelfstandig naamwoord

joy

  1. joy
    joy; delight

joy werkwoord

  1. joy
    – make glad or happy 1
    joy; to gladden
    – make glad or happy 1
    • joy werkwoord
    • gladden werkwoord (gladdens, gladdened, gladdening)
  2. joy
    – feel happiness or joy 1
    joy; to rejoice
    – feel happiness or joy 1
    • joy werkwoord
    • rejoice werkwoord (rejoices, rejoiced, rejoicing)

Verwante woorden van "joy":

  • joys

Alternatieve synoniemen voor "joy":


Antoniemen van "joy":


Verwante definities voor "joy":

  1. something or someone that provides a source of happiness1
    • a joy to behold1
  2. the emotion of great happiness1
  3. make glad or happy1
  4. feel happiness or joy1

Verwante synoniemen voor joy







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0286 seconde
Page rendered in 1.0 seconds