Engels

Uitgebreide synoniemen voor manpower in het Engels

manpower:

manpower [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the manpower
    the employee; the staff member; the worker; the fellow worker; the clerk; the labourer; the member of staff; the manpower; the laborer
    the hand
    – a hired laborer on a farm or ranch 1
    • hand [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a ranch hand1
  2. the manpower
    the manpower
    • manpower [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the manpower
    the steering; the servants; the personnel; the manpower; the employees; the staff
  4. the manpower
    the employees; the personnel; the staff; the servants; the manpower
    • employees [the ~] zelfstandig naamwoord
    • personnel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • staff [the ~] zelfstandig naamwoord
    • servants [the ~] zelfstandig naamwoord
    • manpower [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. the manpower
    the manpower; the force
    • manpower [the ~] zelfstandig naamwoord
    • force [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the manpower
    – the force of workers available 1
    the workforce; the men; the hands; the manpower; the work force
    – the force of workers available 1
    • workforce [the ~] zelfstandig naamwoord
    • men [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hands [the ~] zelfstandig naamwoord
    • manpower [the ~] zelfstandig naamwoord
    • work force [the ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "manpower":


Verwante definities voor "manpower":

  1. the force of workers available1