Overzicht


Engels

Uitgebreide synoniemen voor plus in het Engels

plus:

plus bijvoeglijk naamwoord

  1. plus
    plus; in addition to; above
  2. plus
    – involving advantage or good 1
    positive; plus
    – involving advantage or good 1
    • positive bijvoeglijk naamwoord
      • a plus (or positive) factor1
    • plus bijvoeglijk naamwoord
      • a plus (or positive) factor1
  3. plus
    – on the positive side or higher end of a scale 1
    plus
    – on the positive side or higher end of a scale 1
    • plus bijvoeglijk naamwoord
      • a plus value1
      • temperature of plus 5 degrees1
      • a grade of C plus1

plus [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the plus
    the and; the plus sign; the plus
    • and [the ~] zelfstandig naamwoord
    • plus sign [the ~] zelfstandig naamwoord
    • plus [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the plus
    – the arithmetic operation of summing; calculating the sum of two or more numbers 1
    the addition; the plus; the summation
    – the arithmetic operation of summing; calculating the sum of two or more numbers 1
    • addition [the ~] zelfstandig naamwoord
    • plus [the ~] zelfstandig naamwoord
      • four plus three equals seven1
    • summation [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the summation of four and three gives seven1
  3. the plus
    – a useful or valuable quality 1
    the plus; the asset
    – a useful or valuable quality 1
    • plus [the ~] zelfstandig naamwoord
    • asset [the ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "plus":

  • pluses

Alternatieve synoniemen voor "plus":


Antoniemen van "plus":


Verwante definities voor "plus":

  1. involving advantage or good1
    • a plus (or positive) factor1
  2. on the positive side or higher end of a scale1
    • a plus value1
    • temperature of plus 5 degrees1
    • a grade of C plus1
  3. the arithmetic operation of summing; calculating the sum of two or more numbers1
    • four plus three equals seven1
  4. a useful or valuable quality1

Verwante synoniemen voor plus