Engels

Uitgebreide synoniemen voor queer in het Engels

queer:

queer [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the queer
    the faggot; the sissy; the queer; the gay; the fagot
    • faggot [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • sissy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • queer [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gay [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fagot [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  2. the queer
    the weirdo; the strange person; the queer; the odd fellow

queer bijvoeglijk naamwoord

  1. queer
    pansy; gay; homosexual; queer; sissy
    • pansy bijvoeglijk naamwoord
    • gay bijvoeglijk naamwoord
    • homosexual bijvoeglijk naamwoord
    • queer bijvoeglijk naamwoord
    • sissy bijvoeglijk naamwoord
  2. queer
    queer; foreign; strange; outlandish; odd; alien; exotic; funny
  3. queer
    peculiar; curious; strange; odd; queer
  4. queer
    – beyond or deviating from the usual or expected 1
    odd; curious; peculiar; queer; funny; singular; rum; rummy
    – beyond or deviating from the usual or expected 1
    • odd bijvoeglijk naamwoord
      • had an odd name1
    • curious bijvoeglijk naamwoord
      • a curious hybrid accent1
    • peculiar bijvoeglijk naamwoord
      • the peculiar aromatic odor of cloves1
    • queer bijvoeglijk naamwoord
      • something definitely queer about this town1
    • funny bijvoeglijk naamwoord
      • her speech has a funny twang1
      • they have some funny ideas about war1
    • singular bijvoeglijk naamwoord
      • singular behavior1
    • rum bijvoeglijk naamwoord
      • what a rum fellow1
    • rummy bijvoeglijk naamwoord
  5. queer
    – homosexual or arousing homosexual desires 1
    gay; queer; homophile
    – homosexual or arousing homosexual desires 1
    • gay bijvoeglijk naamwoord
    • queer bijvoeglijk naamwoord
    • homophile bijvoeglijk naamwoord

queer werkwoord

  1. queer
    – put in a dangerous, disadvantageous, or difficult position 1
    to expose; queer; to scupper; peril; endanger
    – put in a dangerous, disadvantageous, or difficult position 1
  2. queer
    – hinder or prevent (the efforts, plans, or desires) of 1
    to cross; to spoil; to foil; queer; to thwart; to baffle; to frustrate; bilk; scotch
    – hinder or prevent (the efforts, plans, or desires) of 1
    • cross werkwoord (crosss, crossed, crossing)
    • spoil werkwoord (spoils, spoiled, spoiling)
    • foil werkwoord (foils, foiled, foiling)
      • foil your opponent1
    • queer werkwoord
    • thwart werkwoord (thwarts, thwarted, thwarting)
    • baffle werkwoord (baffles, baffled, baffling)
    • frustrate werkwoord (frustrates, frustrated, frustrating)
      • What ultimately frustrated every challenger was Ruth's amazing September surge1
    • bilk werkwoord
    • scotch werkwoord

Verwante woorden van "queer":

  • queerness, queers, queerer, queerest, queerly

Alternatieve synoniemen voor "queer":


Verwante definities voor "queer":

  1. beyond or deviating from the usual or expected1
    • something definitely queer about this town1
  2. homosexual or arousing homosexual desires1
  3. put in a dangerous, disadvantageous, or difficult position1
  4. hinder or prevent (the efforts, plans, or desires) of1

Verwante synoniemen voor queer