Home ->Woordenboeken ->Engels/Engels ->Vertaal sum

Synoniemen voor "sum" in het Engels

Overzicht
Engels Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. sum:

Engels

Uitgebreide synoniemen voor sum in het Engels

sum:

sum [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the sum
    the amount; the sum
    • amount [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sum [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the sum
    the sum; the total amount; the count; the addition
    • sum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • total amount [the ~] zelfstandig naamwoord
    • count [the ~] zelfstandig naamwoord
    • addition [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the sum
    the sum; the addition sum; the footing
    • sum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • addition sum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • footing [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the sum
    the arithmetical problem; the sum; the answer; the result
  5. the sum
    the total amount; the sum
    • total amount [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sum [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the sum
    – the whole amount 1
    the aggregate; the sum; the total; the totality
    – the whole amount 1
    • aggregate [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • total [the ~] zelfstandig naamwoord
    • totality [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. the sum
    – a quantity obtained by the addition of a group of numbers 1
    the amount; the sum; the total
    – a quantity obtained by the addition of a group of numbers 1
    • amount [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • total [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. the sum
    – the final aggregate 1
    the sum; the sum total; the summation
    – the final aggregate 1
    • sum [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the sum of all our troubles did not equal the misery they suffered1
    • sum total [the ~] zelfstandig naamwoord
    • summation [the ~] zelfstandig naamwoord
  9. the sum
    – a set containing all and only the members of two or more given sets 1
    the join; the union; the sum
    – a set containing all and only the members of two or more given sets 1
    • join [the ~] zelfstandig naamwoord
    • union [the ~] zelfstandig naamwoord
      • let C be the union of the sets A and B1
    • sum [the ~] zelfstandig naamwoord
  10. the sum
    – a quantity of money 1
    the amount; the sum; the sum of money; the amount of money
    – a quantity of money 1
    • amount [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the amount he had in cash was insufficient1
    • sum [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he borrowed a large sum1
    • sum of money [the ~] zelfstandig naamwoord
    • amount of money [the ~] zelfstandig naamwoord

sum

  1. sum
    sum; sum to be worked out; arithmetic example

sum werkwoord

  1. sum
    – be a summary of 1
    to summarize; sum; to sum up; summarise
    – be a summary of 1
    • summarize werkwoord, Amerikaans (summarizes, summarized, summarizing)
      • The abstract summarizes the main ideas in the paper1
    • sum werkwoord
    • sum up werkwoord (sums up, summed up, summing up)
    • summarise werkwoord, Brits

Verwante woorden van "sum":


Alternatieve synoniemen voor "sum":


Verwante definities voor "sum":

  1. the whole amount1
  2. a quantity obtained by the addition of a group of numbers1
  3. the final aggregate1
    • the sum of all our troubles did not equal the misery they suffered1
  4. a set containing all and only the members of two or more given sets1
  5. a quantity of money1
    • he borrowed a large sum1
  6. be a summary of1

Verwante synoniemen voor sum







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0218 seconde
Page rendered in 1.0 seconds