Engels

Uitgebreide synoniemen voor timber in het Engels

timber:

timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

  1. the timber
    the timber; the wood; the timbre
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • wood [the ~] zelfstandig naamwoord
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
  2. the timber
    the timber; the timbre
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
  3. the timber
    the colouring; the color; the colour; the timbre; the tone colour; the timber; the tincture; the coloring
    • colouring [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • color [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • colour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • tone colour [the ~] zelfstandig naamwoord
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • tincture [the ~] zelfstandig naamwoord
    • coloring [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  4. the timber
    the intonation; the tone; the sound; the pitch; the timbre; the note; the timber
    • intonation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tone [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sound [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pitch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • note [the ~] zelfstandig naamwoord
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  5. the timber
    the timbre; the pitch; the tone; the tone colour; the sound; the intonation; the note; the timber
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • pitch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tone [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tone colour [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sound [the ~] zelfstandig naamwoord
    • intonation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • note [the ~] zelfstandig naamwoord
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  6. the timber
    the tone; the timbre; the timber
    • tone [the ~] zelfstandig naamwoord
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  7. the timber
    – a beam made of wood 1
    the timber; the timbre
    – a beam made of wood 1
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
  8. the timber
    – a post made of wood 1
    the timber; the timbre
    – a post made of wood 1
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
  9. the timber
    – (music) the distinctive property of a complex sound (a voice or noise or musical sound) 1
    the quality; the timber; the tone; the timbre
    – (music) the distinctive property of a complex sound (a voice or noise or musical sound) 1
    • quality [the ~] zelfstandig naamwoord
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • tone [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the muffled tones of the broken bell summoned them to meet1
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
      • the timbre of her soprano was rich and lovely1
  10. the timber
    – land that is covered with trees and shrubs 1
    the timber; the forest; the woodland; the timbre; the timberland
    – land that is covered with trees and shrubs 1
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • forest [the ~] zelfstandig naamwoord
    • woodland [the ~] zelfstandig naamwoord
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • timberland [the ~] zelfstandig naamwoord
  11. the timber
    – the wood of trees cut and prepared for use as building material 1
    the timber; the lumber; the timbre
    – the wood of trees cut and prepared for use as building material 1
    • timber [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • lumber [the ~] zelfstandig naamwoord
    • timbre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits

timber bijvoeglijk naamwoord, Amerikaans

  1. timber
    wooden; timber; timbre
    • wooden bijvoeglijk naamwoord
    • timber bijvoeglijk naamwoord, Amerikaans
    • timbre bijvoeglijk naamwoord, Brits
  2. timber
    wood-like; timber; wooden; timbre
    • wood-like bijvoeglijk naamwoord
    • timber bijvoeglijk naamwoord, Amerikaans
    • wooden bijvoeglijk naamwoord
    • timbre bijvoeglijk naamwoord, Brits

timber Amerikaans

  1. timber
    quality; timber; timbre

Verwante woorden van "timber":

  • timbers

Alternatieve synoniemen voor "timber":


Verwante definities voor "timber":

  1. a beam made of wood1
  2. a post made of wood1
  3. (music) the distinctive property of a complex sound (a voice or noise or musical sound)1
  4. land that is covered with trees and shrubs1
  5. the wood of trees cut and prepared for use as building material1

Verwante synoniemen voor timber