Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: idiom

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: idiom

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

idiom:
- idioom; taaleigen; uitdrukkingen; taalschat
Wiktionary:
- idiom → taaleigen, idioom
- idiom → bewoording, zinswending, gezegde, spreekwijze, zegswijze, betuiging, uitdrukking, uiting

Engels

Uitgebreide vertaling voor idiom (Engels) in het Nederlands

idiom:

idiom [the ~] zelfstandig naamwoord

the idiom
het idioom; het taaleigen
- idioom [het ~] zelfstandig naamwoord
- taaleigen [het ~] zelfstandig naamwoord
the idiom (expressions)
de uitdrukkingen
- uitdrukkingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
the idiom (vocabulary)
de taalschat
- taalschat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor idiom:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
idioom	idiom
taaleigen	idiom
taalschat	idiom; vocabulary
uitdrukkingen	expressions; idiom
-	accent; artistic style; dialect; idiomatic expression; parlance; phrasal idiom; phrase; set phrase

Verwante woorden van "idiom":

idioms

Synoniemen voor "idiom":

parlance; formulation; expression
dialect; accent; non-standard speech
artistic style; manner; mode; style; way; fashion
idiomatic expression; phrasal idiom; set phrase; phrase; saying; locution

Verwante definities voor "idiom":

the style of a particular artist or school or movement¹
- an imaginative orchestral idiom¹
a manner of speaking that is natural to native speakers of a language¹
an expression whose meanings cannot be inferred from the meanings of the words that make it up¹
the usage or vocabulary that is characteristic of a specific group of people¹

Wiktionary: idiom

idiom

noun

expression peculiar to a given language
- idiom → taaleigen; idioom

idiom

noun

een bijzondere uitdrukking in een bepaalde taal die samengesteld is door eigenaardig taalgebruik
- idioom → idiom
uitdrukkingen en zegswijzen uit een bepaalde taal
- taaleigen → idiom

Cross Translation:

From	To	Via
• idiom	→ bewoording; zinswending; gezegde; spreekwijze; zegswijze; betuiging; uitdrukking; uiting	↔ locution — linguistique\|fr Unité fonctionnelle du langage, composée de plusieurs mots graphiques, appartenant à la langue et devant être apprise en tant que forme globale non divisible.

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University