Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ladder:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. ladder:
  2. ladderen:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor ladder (Engels) in het Nederlands

ladder:

ladder [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the ladder (run)
    de ladder; ladder in kous

to ladder werkwoord (ladders, laddered, laddering)

  1. to ladder (run)
    ladderen
    • ladderen werkwoord (ladder, laddert, ladderde, ladderden, geladderd)

Conjugations for ladder:

present
  1. ladder
  2. ladder
  3. ladders
  4. ladder
  5. ladder
  6. ladder
simple past
  1. laddered
  2. laddered
  3. laddered
  4. laddered
  5. laddered
  6. laddered
present perfect
  1. have laddered
  2. have laddered
  3. has laddered
  4. have laddered
  5. have laddered
  6. have laddered
past continuous
  1. was laddering
  2. were laddering
  3. was laddering
  4. were laddering
  5. were laddering
  6. were laddering
future
  1. shall ladder
  2. will ladder
  3. will ladder
  4. shall ladder
  5. will ladder
  6. will ladder
continuous present
  1. am laddering
  2. are laddering
  3. is laddering
  4. are laddering
  5. are laddering
  6. are laddering
subjunctive
  1. be laddered
  2. be laddered
  3. be laddered
  4. be laddered
  5. be laddered
  6. be laddered
diverse
  1. ladder!
  2. let's ladder!
  3. laddered
  4. laddering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor ladder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ladder ladder; run gamut; musical scale; octave; scale; spectrum; stepladder
ladder in kous ladder; run
- ravel; run
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ladderen ladder; run
- run
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- sea ladder

Verwante woorden van "ladder":

  • laddering, ladders

Synoniemen voor "ladder":


Verwante definities voor "ladder":

  1. steps consisting of two parallel members connected by rungs; for climbing up or down1
  2. a row of unravelled stitches1
  3. ascending stages by which somebody or something can progress1
    • he climbed the career ladder1
  4. come unraveled or undone as if by snagging1

Wiktionary: ladder

ladder
noun
  1. length of unravelled fabric in a knitted garment, especially in nylon stockings
  2. something that resembles this tool
  3. climbing tool
ladder
noun
  1. een houten of metalen voorwerp met treden om makkelijk op hoger gelegen plaatsen te komen

Cross Translation:
FromToVia
ladder ladder Laufmasche — Masche an gestrickten oder gewirkten textilen Waren, vor allem Strümpfen und Strumpfhosen, die sich gelöst hat und die Reihen abwärts- oder aufwärtsgleitet
ladder ladder; leer Leiter — aus zwei über Sprossen oder Stufen verbundene Längsstangen (Holmen) bestehendes Gerät, mithilfe dessen eine Person zu etwas hinauf- beziehungsweise von etwas hinabsteigen kann
ladder ladder; schaalverdeling; verhouding; schaal échelledispositif composé de deux montants de bois ou de fer munis d’espace en espace de traverses de bois ou de fer disposées de manière qu’elles peuvent servir de degrés ou d’escalier.

Verwante vertalingen van ladder



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ladder (Nederlands) in het Engels

ladder:

ladder [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de ladder (ladder in kous)
    the ladder
    • ladder [the ~] zelfstandig naamwoord
    the run
    – a row of unravelled stitches 1
    • run [the ~] zelfstandig naamwoord
      • she got a run in her stocking1
  2. de ladder (klimladder; leer)
    the stepladder
    – a folding portable ladder hinged at the top 1
  3. de ladder (toonladder; toonschaal)
    the scale; the gamut; the spectrum
    • scale [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gamut [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spectrum [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. de ladder (toonschaal; toonladder; gamma; octaaf)
    the octave; the musical scale; the scale

Vertaal Matrix voor ladder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gamut ladder; toonladder; toonschaal gamma; kleurengamma; scala; spectrum
ladder ladder; ladder in kous
musical scale gamma; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal
octave gamma; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal
run ladder; ladder in kous aanval; attaque; bestorming; hardloopwedstrijd; loop; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen
scale gamma; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal afzetting; gamma; kalkaanslag; scala; schaal; schilfer; schub; spectrum
spectrum ladder; toonladder; toonschaal gamma; scala; spectrum
stepladder klimladder; ladder; leer keukentrap; trap; trapje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ladder ladderen
run administreren; beheren; besturen; draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; lopen; pezen; racen; rennen; sprinten; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven
scale schaal aanpassen

Verwante woorden van "ladder":

  • ladderen, ladders, laddertje, laddertjes

Wiktionary: ladder

ladder
noun
  1. een houten of metalen voorwerp met treden om makkelijk op hoger gelegen plaatsen te komen
ladder
noun
  1. length of unravelled fabric in a knitted garment, especially in nylon stockings
  2. something that resembles this tool
  3. climbing tool
  4. unravelled stitches

Cross Translation:
FromToVia
ladder ladder; run Laufmasche — Masche an gestrickten oder gewirkten textilen Waren, vor allem Strümpfen und Strumpfhosen, die sich gelöst hat und die Reihen abwärts- oder aufwärtsgleitet
ladder ladder Leiter — aus zwei über Sprossen oder Stufen verbundene Längsstangen (Holmen) bestehendes Gerät, mithilfe dessen eine Person zu etwas hinauf- beziehungsweise von etwas hinabsteigen kann
ladder ladder; scale échelledispositif composé de deux montants de bois ou de fer munis d’espace en espace de traverses de bois ou de fer disposées de manière qu’elles peuvent servir de degrés ou d’escalier.

ladder vorm van ladderen:

ladderen werkwoord (ladder, laddert, ladderde, ladderden, geladderd)

  1. ladderen
    to ladder
    • ladder werkwoord (ladders, laddered, laddering)
    to run
    – come unraveled or undone as if by snagging 1
    • run werkwoord (runs, ran, running)
      • Her nylons were running1

Conjugations for ladderen:

o.t.t.
  1. ladder
  2. laddert
  3. laddert
  4. ladderen
  5. ladderen
  6. ladderen
o.v.t.
  1. ladderde
  2. ladderde
  3. ladderde
  4. ladderden
  5. ladderden
  6. ladderden
v.t.t.
  1. ben geladderd
  2. bent geladderd
  3. is geladderd
  4. zijn geladderd
  5. zijn geladderd
  6. zijn geladderd
v.v.t.
  1. was geladderd
  2. was geladderd
  3. was geladderd
  4. waren geladderd
  5. waren geladderd
  6. waren geladderd
o.t.t.t.
  1. zal ladderen
  2. zult ladderen
  3. zal ladderen
  4. zullen ladderen
  5. zullen ladderen
  6. zullen ladderen
o.v.t.t.
  1. zou ladderen
  2. zou ladderen
  3. zou ladderen
  4. zouden ladderen
  5. zouden ladderen
  6. zouden ladderen
diversen
  1. ladder!
  2. laddert!
  3. geladderd
  4. ladderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ladderen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ladder ladder; ladder in kous
run aanval; attaque; bestorming; hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ladder ladderen
run ladderen administreren; beheren; besturen; draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; lopen; pezen; racen; rennen; sprinten; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven

Verwante woorden van "ladderen":


Verwante vertalingen van ladder