Engels

Uitgebreide vertaling voor occur (Engels) in het Nederlands

occur:

to occur werkwoord (occurs, occured, occuring)

  1. to occur (take place; happen; pass)
    gebeuren; voorkomen; zich voordoen; plaats hebben
  2. to occur
    gebeuren; voorvallen; voordoen; plaatsvinden; plaats hebben; passeren
    • gebeuren werkwoord
    • voorvallen werkwoord (val voor, valt voor, viel voor, vielen voor, voorgevallen)
    • voordoen werkwoord (doe voor, doet voor, deed voor, deden voor, voorgedaan)
    • plaatsvinden werkwoord (vind plaats, vindt plaats, vond plaats, vonden plaats, plaatsgevonden)
    • plaats hebben werkwoord (heb plaats, hebt plaats, had plaats, hadden plaats, plaats gehad)
    • passeren werkwoord (passeer, passeert, passeerde, passeerden, gepasseerd)
  3. to occur (happen; take place; arise)
    gebeuren; plaats vinden; geschieden; plaats hebben
  4. to occur (show up; arise; attend; )
    opkomen; verschijnen; opduiken; opdagen
    • opkomen werkwoord (kom op, komt op, kwam op, kwamen op, opgekomen)
    • verschijnen werkwoord (verschijn, verschijnt, verscheen, verschenen, verschenen)
    • opduiken werkwoord (duik op, duikt op, dook op, doken op, opgedoken)
    • opdagen werkwoord (daag op, daagt op, daagde op, daagden op, opgedaagd)
  5. to occur (arise)
    ontspinnen
    • ontspinnen werkwoord (ontspin, ontspint, ontspon, ontsponnen, ontsponnen)

Conjugations for occur:

present
  1. occur
  2. occur
  3. occurs
  4. occur
  5. occur
  6. occur
simple past
  1. occured
  2. occured
  3. occured
  4. occured
  5. occured
  6. occured
present perfect
  1. have occured
  2. have occured
  3. has occured
  4. have occured
  5. have occured
  6. have occured
past continuous
  1. was occuring
  2. were occuring
  3. was occuring
  4. were occuring
  5. were occuring
  6. were occuring
future
  1. shall occur
  2. will occur
  3. will occur
  4. shall occur
  5. will occur
  6. will occur
continuous present
  1. am occuring
  2. are occuring
  3. is occuring
  4. are occuring
  5. are occuring
  6. are occuring
subjunctive
  1. be occured
  2. be occured
  3. be occured
  4. be occured
  5. be occured
  6. be occured
diverse
  1. occur!
  2. let's occur!
  3. occured
  4. occuring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor occur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plaatsvinden happening; taking place
verschijnen appearance
voordoen demonstrating; showing
voorkomen appearance; disguise; exterior; façade; look; looks
voorvallen happenings; incidents; occurrings; passings
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gebeuren arise; happen; occur; pass; take place
geschieden arise; happen; occur; take place
ontspinnen arise; occur
opdagen arise; attend; be present at; observe; occur; show up; witness
opduiken arise; attend; be present at; observe; occur; show up; witness appear again; bring to the surface; dive for; turn up
opkomen arise; attend; be present at; observe; occur; show up; witness
passeren occur move past; overtake; pass; ride past; sail past
plaats hebben arise; happen; occur; pass; take place
plaats vinden arise; happen; occur; take place
plaatsvinden occur
verschijnen arise; attend; be present at; observe; occur; show up; witness come to light
voordoen occur come to light; put on
voorkomen happen; occur; pass; take place meet with objections
voorvallen occur
zich voordoen happen; occur; pass; take place announce
- come; come about; fall out; go on; hap; happen; pass; pass off; take place
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
voorkomen keep from; obstruct; prevent
- happen

Verwante woorden van "occur":

  • reoccur

Synoniemen voor "occur":


Verwante definities voor "occur":

  1. come to pass1
    • Nothing occurred that seemed important1
  2. come to one's mind; suggest itself1
    • It occurred to me that we should hire another secretary1
  3. to be found to exist1
    • sexism occurs in many workplaces1
    • precious stones occur in a large area in Brazil1

Wiktionary: occur

occur
verb
  1. to be present or found
  2. meet or come to the mind
  3. present itself
  4. to take place
occur
verb
  1. plaatshebben, werkelijkheid worden
  2. in bepaalde gevallen gebeuren
  3. met regelmaat ergens te vinden zijn

Cross Translation:
FromToVia
occur gebeuren geschehen — (intransitiv) sich ereignen; zutragen

Verwante vertalingen van occur