Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. overlap:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. overlap:
  2. overlappen:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor overlap (Engels) in het Nederlands

overlap:

to overlap werkwoord (overlaps, overlapped, overlapping)

  1. to overlap
    overlappen
    • overlappen werkwoord (overlap, overlapt, overlapte, overlapten, overlapt)

Conjugations for overlap:

present
  1. overlap
  2. overlap
  3. overlaps
  4. overlap
  5. overlap
  6. overlap
simple past
  1. overlapped
  2. overlapped
  3. overlapped
  4. overlapped
  5. overlapped
  6. overlapped
present perfect
  1. have overlapped
  2. have overlapped
  3. has overlapped
  4. have overlapped
  5. have overlapped
  6. have overlapped
past continuous
  1. was overlapping
  2. were overlapping
  3. was overlapping
  4. were overlapping
  5. were overlapping
  6. were overlapping
future
  1. shall overlap
  2. will overlap
  3. will overlap
  4. shall overlap
  5. will overlap
  6. will overlap
continuous present
  1. am overlapping
  2. are overlapping
  3. is overlapping
  4. are overlapping
  5. are overlapping
  6. are overlapping
subjunctive
  1. be overlapped
  2. be overlapped
  3. be overlapped
  4. be overlapped
  5. be overlapped
  6. be overlapped
diverse
  1. overlap!
  2. let's overlap!
  3. overlapped
  4. overlapping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

overlap [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the overlap
    de overlap
    • overlap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the overlap
    – A method of scheduling production so that one operation begins at one work center while another operation is still incomplete at another work center. 1
    de overlapping

Vertaal Matrix voor overlap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overlap overlap
overlapping overlap overlapment
- convergence; intersection; lap
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overlappen overlap trap

Verwante woorden van "overlap":

  • overlaps

Synoniemen voor "overlap":


Verwante definities voor "overlap":

  1. a flap that lies over another part2
  2. the property of partial coincidence in time2
  3. a representation of common ground between theories or phenomena2
    • there was no overlap between their proposals2
  4. coincide partially or wholly2
    • Our vacations overlap2
  5. extend over and cover a part of2
    • The roofs of the houses overlap in this crowded city2
  6. A protocol that allows devices that require extended command time to perform a bus release. The bus release allows the other devices on the bus to execute commands.1
  7. A method of scheduling production so that one operation begins at one work center while another operation is still incomplete at another work center.1
  8. To extend over and cover a part of something.1

Wiktionary: overlap

overlap
verb
  1. to extend over and partly cover something
  2. to have an area, range, character or function in common
  3. Used of sets that have some elements in common

Cross Translation:
FromToVia
overlap congruent zijn; elkaar dekken; samenvallen coïncider — géométrie|fr S’ajuster l’un sur l’autre dans toutes les parties, parler de lignes, de surfaces.



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overlap (Nederlands) in het Engels

overlap:

overlap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de overlap
    the overlap
    • overlap [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor overlap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overlap overlap overlapping
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overlap overlappen

Verwante woorden van "overlap":


overlap vorm van overlappen:

overlappen werkwoord (overlap, overlapt, overlapte, overlapten, overlapt)

  1. overlappen
    to overlap
    • overlap werkwoord (overlaps, overlapped, overlapping)
  2. overlappen
    to trap
    – To create small overlaps where two differently colored objects abut on a printed page. 1
    • trap werkwoord (traps, trapped, trapping)

Conjugations for overlappen:

o.t.t.
  1. overlap
  2. overlapt
  3. overlapt
  4. overlappen
  5. overlappen
  6. overlappen
o.v.t.
  1. overlapte
  2. overlapte
  3. overlapte
  4. overlapten
  5. overlapten
  6. overlapten
v.t.t.
  1. heb overlapt
  2. hebt overlapt
  3. heeft overlapt
  4. hebben overlapt
  5. hebben overlapt
  6. hebben overlapt
v.v.t.
  1. had overlapt
  2. had overlapt
  3. had overlapt
  4. hadden overlapt
  5. hadden overlapt
  6. hadden overlapt
o.t.t.t.
  1. zal overlappen
  2. zult overlappen
  3. zal overlappen
  4. zullen overlappen
  5. zullen overlappen
  6. zullen overlappen
o.v.t.t.
  1. zou overlappen
  2. zou overlappen
  3. zou overlappen
  4. zouden overlappen
  5. zouden overlappen
  6. zouden overlappen
en verder
  1. is overlapt
  2. zijn overlapt
diversen
  1. overlap!
  2. overlapt!
  3. overlapt
  4. overlappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overlappen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overlap overlap; overlapping
trap bakkes; hinderlaag; karretje; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; trap; tronie; val; valkuil; valstrik; wagentje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overlap overlappen
trap overlappen grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken

Verwante woorden van "overlappen":


Wiktionary: overlappen

overlappen
verb
  1. overlap with, as in a schedule
  2. to have an area, range, character or function in common
  3. Used of sets that have some elements in common