Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. pelt:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. pellen:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor pelt (Engels) in het Nederlands

pelt:

pelt [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the pelt (skin; coat; hide)
    de huid; het vel
    • huid [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vel [het ~] zelfstandig naamwoord

to pelt werkwoord (pelts, pelted, pelting)

  1. to pelt (rain cats and dogs; pour with rain)
    gieten; stortregenen; plenzen
    • gieten werkwoord (giet, giette, gietten, gegoten)
    • stortregenen werkwoord (stortregen, stortregent, stortregende, stortregenden, stortgeregend)
    • plenzen werkwoord (plens, plenst, plensde, plensden, geplensd)

Conjugations for pelt:

present
  1. pelt
  2. pelt
  3. pelts
  4. pelt
  5. pelt
  6. pelt
simple past
  1. pelted
  2. pelted
  3. pelted
  4. pelted
  5. pelted
  6. pelted
present perfect
  1. have pelted
  2. have pelted
  3. has pelted
  4. have pelted
  5. have pelted
  6. have pelted
past continuous
  1. was pelting
  2. were pelting
  3. was pelting
  4. were pelting
  5. were pelting
  6. were pelting
future
  1. shall pelt
  2. will pelt
  3. will pelt
  4. shall pelt
  5. will pelt
  6. will pelt
continuous present
  1. am pelting
  2. are pelting
  3. is pelting
  4. are pelting
  5. are pelting
  6. are pelting
subjunctive
  1. be pelted
  2. be pelted
  3. be pelted
  4. be pelted
  5. be pelted
  6. be pelted
diverse
  1. pelt!
  2. let's pelt!
  3. pelted
  4. pelting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor pelt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gieten downpour; heavy shower; pouring rain
huid coat; hide; pelt; skin
plenzen downpour; heavy shower; pouring rain
stortregenen downpour; heavy shower; pouring rain
vel coat; hide; pelt; skin membrane; peel; piece of paper; rind; sheet; sheet of paper; shell; skin
- fur; hide; skin
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gieten pelt; pour with rain; rain cats and dogs pour; sprinkle
plenzen pelt; pour with rain; rain cats and dogs
stortregenen pelt; pour with rain; rain cats and dogs
- bombard; pepper; pour; rain buckets; rain cats and dogs; stream

Verwante woorden van "pelt":

  • pelting, pelts

Synoniemen voor "pelt":


Verwante definities voor "pelt":

  1. body covering of a living animal1
  2. the dressed hairy coat of a mammal1
  3. attack and bombard with or as if with missiles1
    • pelt the speaker with questions1
  4. cast, hurl, or throw repeatedly with some missile1
    • They pelted each other with snowballs1
  5. rain heavily1

Wiktionary: pelt

pelt
noun
  1. the skin of a beast with the hair on; a raw or undressed hide; a skin preserved with the hairy or woolly covering on it
  2. -
verb
  1. to bombard
  2. to rain heavily

Cross Translation:
FromToVia
pelt bont Pelz — behaartes Tierfell
pelt huid; vel; pels dépouille — Peau d’une bête, arrachée
pelt pijpenstelen regenen; regenen dat het giet pleuvoir à verse — Pleuvoir très fort

Verwante vertalingen van pelt



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pelt (Nederlands) in het Engels

pelt vorm van pellen:

pellen werkwoord (pel, pelt, pelde, pelden, gepeld)

  1. pellen (schillen; jassen)
    to peel; to skin; rind
    • peel werkwoord (peels, peeled, peeling)
    • skin werkwoord (skins, skinned, skinning)
    • rind werkwoord
  2. pellen (doppen)
    to peel
    • peel werkwoord (peels, peeled, peeling)

Conjugations for pellen:

o.t.t.
  1. pel
  2. pelt
  3. pelt
  4. pellen
  5. pellen
  6. pellen
o.v.t.
  1. pelde
  2. pelde
  3. pelde
  4. pelden
  5. pelden
  6. pelden
v.t.t.
  1. heb gepeld
  2. hebt gepeld
  3. heeft gepeld
  4. hebben gepeld
  5. hebben gepeld
  6. hebben gepeld
v.v.t.
  1. had gepeld
  2. had gepeld
  3. had gepeld
  4. hadden gepeld
  5. hadden gepeld
  6. hadden gepeld
o.t.t.t.
  1. zal pellen
  2. zult pellen
  3. zal pellen
  4. zullen pellen
  5. zullen pellen
  6. zullen pellen
o.v.t.t.
  1. zou pellen
  2. zou pellen
  3. zou pellen
  4. zouden pellen
  5. zouden pellen
  6. zouden pellen
en verder
  1. is gepeld
  2. zijn gepeld
diversen
  1. pel!
  2. pelt!
  3. gepeld
  4. pellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

pellen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het pellen (doppen)
    the peeling
    • peeling [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
peel peul; schil; vel
peeling doppen; pellen schilferen; vervellen
rind bast; korstje; peul; schil; schors; vel
skin hachje; huid; peul; schil; vel; weergave
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
peel doppen; jassen; pellen; schillen afbladderen; vervellen
rind jassen; pellen; schillen
skin jassen; pellen; schillen afhalen; afschaven; afstropen; ontvellen; stropen; uitbenen; vervellen; villen; weergave toepassen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
peeling schilferachtig

Wiktionary: pellen

pellen
verb
  1. To remove the outer covering or skin of something with a knife
  2. To reduce or trim something (as if) by cutting off

Cross Translation:
FromToVia
pellen peel pellen — Haut oder Schale entfernen