Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. pin:
  2. PIN:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. pin:
  2. pinnen:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor pin (Engels) in het Nederlands

pin:

to pin werkwoord (pins, pinned, pinning)

  1. to pin
    pinnen; spelden
    • pinnen werkwoord (pin, pint, pinde, pinden, gepind)
    • spelden werkwoord (speld, speldt, speldde, speldden, gespeld)
  2. to pin
    dichtspelden
    • dichtspelden werkwoord (speld dicht, speldt dicht, speldde dicht, speldden dicht, dichtgespeld)
  3. to pin (pin down; prick down)
    vastpinnen; vastprikken; vastspelden
    • vastpinnen werkwoord (pin vast, pint vast, pinde vast, pinden vast, vastgepind)
    • vastprikken werkwoord (prik vast, prikt vast, prikte vast, prikten vast, vastgeprikt)
    • vastspelden werkwoord (speld vast, speldt vast, speldde vast, speldden vast, vastgespeld)
  4. to pin
    – To fix an item, such as a library, a program shortcut, an emoticon, or a map point of interest, in a given area of the UI, so it is always accessible in that area (e.g., to make a library always visible in the navigation pane). 1
    vastmaken
    • vastmaken werkwoord (maak vast, maakt vast, maakte vast, maakten vast, vastgemaakt)

Conjugations for pin:

present
  1. pin
  2. pin
  3. pins
  4. pin
  5. pin
  6. pin
simple past
  1. pinned
  2. pinned
  3. pinned
  4. pinned
  5. pinned
  6. pinned
present perfect
  1. have pinned
  2. have pinned
  3. has pinned
  4. have pinned
  5. have pinned
  6. have pinned
past continuous
  1. was pinning
  2. were pinning
  3. was pinning
  4. were pinning
  5. were pinning
  6. were pinning
future
  1. shall pin
  2. will pin
  3. will pin
  4. shall pin
  5. will pin
  6. will pin
continuous present
  1. am pinning
  2. are pinning
  3. is pinning
  4. are pinning
  5. are pinning
  6. are pinning
subjunctive
  1. be pinned
  2. be pinned
  3. be pinned
  4. be pinned
  5. be pinned
  6. be pinned
diverse
  1. pin!
  2. let's pin!
  3. pinned
  4. pinning
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

pin [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the pin (peg; plug)
    de pin; de pen; de klem
    • pin [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pen [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klem [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the pin (badge; flag)
    de pin; de speld
    • pin [de ~] zelfstandig naamwoord
    • speld [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. the pin (cotter pin; peg)
    de spie; de borgmoer
    • spie [de ~] zelfstandig naamwoord
    • borgmoer [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. the pin (decoration; insignia; badge)
    het speldje
    • speldje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pin:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borgmoer cotter pin; peg; pin
klem peg; pin; plug clamp; clip; cramp; cramp-iron; forceps; pair of tongs; pincer; pincers
pen peg; pin; plug Biro; ball pen; ballpen; ballpoint; ballpoint pen; fountain-pen; pen; stylus
pin badge; flag; peg; pin; plug tent peg; tent pin
speld badge; flag; pin
spelden pins
speldje badge; decoration; insignia; pin
spie cotter pin; peg; pin
vastmaken fastening; fixing; tieing up
- bowling pin; fall; flag; oarlock; peg; pin tumbler; pivot; rowlock; stick; thole; tholepin
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dichtspelden pin
pinnen pin
spelden pin
vastmaken pin affix; anchor; attach; attach to; bind; bind fast; bind up; confirm; connect; fasten; join; moor; pinion; secure; tie; tie up
vastpinnen pin; pin down; prick down
vastprikken pin; pin down; prick down
vastspelden pin; pin down; prick down
- immobilise; immobilize; trap
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klem jammed; stuck

Verwante woorden van "pin":


Synoniemen voor "pin":


Antoniemen van "pin":


Verwante definities voor "pin":

  1. a club-shaped wooden object used in bowling; set up in triangular groups of ten as the target2
  2. a holder attached to the gunwale of a boat that holds the oar in place and acts as a fulcrum for rowing2
  3. a small slender (often pointed) piece of wood or metal used to support or fasten or attach things2
  4. a piece of jewelry that is pinned onto the wearer's garment2
  5. flagpole used to mark the position of the hole on a golf green2
  6. cylindrical tumblers consisting of two parts that are held in place by springs; when they are aligned with a key the bolt can be thrown2
  7. axis consisting of a short shaft that supports something that turns2
  8. informal terms for the leg2
  9. small markers inserted into a surface to mark scores or define locations etc.2
  10. when a wrestler's shoulders are forced to the mat2
  11. immobilize a piece2
  12. to hold fast or prevent from moving2
    • The child was pinned under the fallen tree2
  13. attach or fasten with pins or as if with pins2
    • pin the needle to the shirt2
    • pin the blame on the innocent man2
  14. pierce with a pin2
    • pin down the butterfly2
  15. To anchor the side of an image when resizing it.1
  16. To fix an item, such as a library, a program shortcut, an emoticon, or a map point of interest, in a given area of the UI, so it is always accessible in that area (e.g., to make a library always visible in the navigation pane).1

Wiktionary: pin

pin
noun
  1. small device; small needle with no eye
  2. US: accessory attached with a pin
verb
  1. to fasten/attach with a pin
pin
noun
  1. een dun metalen staafje waarmee iets bevestigd kan worden
verb
  1. met een of meer spelden vastmaken

Cross Translation:
FromToVia
pin kegel KegelSport: beim Kegeln (Kegelspiel) benutzter, flaschenähnlich geformter Gegenstand
pin speld Stecknadel — zum Befestigen von Stoff oder zum Abstecken von Nähten verwendete Nadel, deren Kopf zumeist aus Metall oder buntem Glas besteht
pin naald; speld épingle — Petite tige de métal (laiton, cuivre, fer, acier, etc.) terminée par une pointe à un bout et, de l’autre, par une tête cf|tête d’épingle.

PIN:

PIN [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the PIN (personal identification number)
    – A unique and secret identification code similar to a password that is assigned to an authorized user and used to gain access to personal information or assets via an electronic device. 1
    de pincode
    • pincode [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor PIN:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pincode PIN; personal identification number
- PIN number; personal identification number

Verwante definities voor "PIN":

  1. a number you choose and use to gain access to various accounts2
  2. A unique and secret identification code similar to a password that is assigned to an authorized user and used to gain access to personal information or assets via an electronic device.1

Verwante vertalingen van pin



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pin (Nederlands) in het Engels

pin:

pin [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de pin (pen; klem)
    the pin; the peg; the plug
    • pin [the ~] zelfstandig naamwoord
    • peg [the ~] zelfstandig naamwoord
    • plug [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de pin (speld)
    the pin; the badge; the flag
    • pin [the ~] zelfstandig naamwoord
    • badge [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flag [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de pin (tentharing; haring)
    the tent pin; the tent peg

Vertaal Matrix voor pin:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
badge pin; speld badge; decoratie; ereteken; insigne; kenteken; merkteken; munt; onderscheiding; onderscheidingsteken; ordeteken; penning; plaatje als herkenningsteken; ridderorde; speldje; teken
flag pin; speld banier; lis; markering; ruitertje; standaard; vaan; vaandel; vendel; vlag; wimpel
peg klem; pen; pin borgmoer; borrel; haak; haakje; keg; keil; muurplug; neut; ophanghaak; ophanghaakje; plug; spie; staande receptie; wig
pin klem; pen; pin; speld borgmoer; speldje; spie
plug klem; pen; pin muurplug; plug; steekcontact; stekker; stekkertje
tent peg haring; pin; tentharing haring; tenthaak
tent pin haring; pin; tentharing haring; tenthaak
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flag markeren
pin dichtspelden; pinnen; spelden; vastmaken; vastpinnen; vastprikken; vastspelden
plug adverteren; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; per advertentie aanbieden; stoppen

Verwante woorden van "pin":


Wiktionary: pin

pin
noun
  1. een dun metalen staafje waarmee iets bevestigd kan worden
pin
noun
  1. small device; small needle with no eye

Cross Translation:
FromToVia
pin butt; peg; cotter-pin about — constr|fr extrémité par laquelle une pièce de charpente, de menuiserie ou de métal est assemblée avec une autre.

pinnen:

pinnen werkwoord (pin, pint, pinde, pinden, gepind)

  1. pinnen (spelden)
    to pin
    • pin werkwoord (pins, pinned, pinning)

Conjugations for pinnen:

o.t.t.
  1. pin
  2. pint
  3. pint
  4. pinnen
  5. pinnen
  6. pinnen
o.v.t.
  1. pinde
  2. pinde
  3. pinde
  4. pinden
  5. pinden
  6. pinden
v.t.t.
  1. heb gepind
  2. hebt gepind
  3. heeft gepind
  4. hebben gepind
  5. hebben gepind
  6. hebben gepind
v.v.t.
  1. had gepind
  2. had gepind
  3. had gepind
  4. hadden gepind
  5. hadden gepind
  6. hadden gepind
o.t.t.t.
  1. zal pinnen
  2. zult pinnen
  3. zal pinnen
  4. zullen pinnen
  5. zullen pinnen
  6. zullen pinnen
o.v.t.t.
  1. zou pinnen
  2. zou pinnen
  3. zou pinnen
  4. zouden pinnen
  5. zouden pinnen
  6. zouden pinnen
diversen
  1. pin!
  2. pint!
  3. gepind
  4. pinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pinnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pin borgmoer; klem; pen; pin; speld; speldje; spie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pin pinnen; spelden dichtspelden; vastmaken; vastpinnen; vastprikken; vastspelden

Verwante woorden van "pinnen":


Wiktionary: pinnen

pinnen
verb
  1. het opnemen van geld bij een daartoe bedoeld apparaat
  2. het elektronisch betalen met een pinpas
pinnen
verb
  1. extract (money from an account)

Verwante vertalingen van pin