Engels

Uitgebreide vertaling voor reign (Engels) in het Nederlands

reign:

to reign werkwoord (reigns, reigned, reigning)

  1. to reign (exercise authority; rule; order; exert power)
    overheersen; regeren; heersen; gezaghebben; macht uitoefenen
    • overheersen werkwoord (overheers, overheerst, overheerste, overheersten, overheerst)
    • regeren werkwoord (regeer, regeert, regeerde, regeerden, geregeerd)
    • heersen werkwoord (heers, heerst, heerste, heersten, geheerst)
    • gezaghebben werkwoord
    • macht uitoefenen werkwoord (oefen macht uit, oefent macht uit, oefende macht uit, oefenden macht uit, macht uitgeoefend)
  2. to reign (spread a disease; rule)
    heersen; heersen van griep; verspreiden van ziekte

Conjugations for reign:

present
  1. reign
  2. reign
  3. reigns
  4. reign
  5. reign
  6. reign
simple past
  1. reigned
  2. reigned
  3. reigned
  4. reigned
  5. reigned
  6. reigned
present perfect
  1. have reigned
  2. have reigned
  3. has reigned
  4. have reigned
  5. have reigned
  6. have reigned
past continuous
  1. was reigning
  2. were reigning
  3. was reigning
  4. were reigning
  5. were reigning
  6. were reigning
future
  1. shall reign
  2. will reign
  3. will reign
  4. shall reign
  5. will reign
  6. will reign
continuous present
  1. am reigning
  2. are reigning
  3. is reigning
  4. are reigning
  5. are reigning
  6. are reigning
subjunctive
  1. be reigned
  2. be reigned
  3. be reigned
  4. be reigned
  5. be reigned
  6. be reigned
diverse
  1. reign!
  2. let's reign!
  3. reigned
  4. reigning
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

reign [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the reign (dynasty)
    de dynastie; het geslacht
    • dynastie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • geslacht [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the reign (regime; government; rule; leadership; rule of life)
    het bewind; het regime; het regeringsstelsel; het staatsbestel
  3. the reign (rule)
    het regentschap

Vertaal Matrix voor reign:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewind government; leadership; regime; reign; rule; rule of life government; government of the state
dynastie dynasty; reign
geslacht dynasty; reign dynasty; gender; sex
regentschap reign; rule
regeren governing; ruling
regeringsstelsel government; leadership; regime; reign; rule; rule of life
regime government; leadership; regime; reign; rule; rule of life diet; regime
staatsbestel government; leadership; regime; reign; rule; rule of life
- sovereignty
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gezaghebben exercise authority; exert power; order; reign; rule
heersen exercise authority; exert power; order; reign; rule; spread a disease have the upper hand; prevail
heersen van griep reign; rule; spread a disease
macht uitoefenen exercise authority; exert power; order; reign; rule
overheersen exercise authority; exert power; order; reign; rule be the one in control; dominate; have the upper hand; predominate; prevail
regeren exercise authority; exert power; order; reign; rule
verspreiden van ziekte reign; rule; spread a disease
- dominate; predominate; prevail; rule

Verwante woorden van "reign":


Synoniemen voor "reign":


Verwante definities voor "reign":

  1. royal authority; the dominion of a monarch1
  2. the period during which a monarch is sovereign1
    • during the reign of Henry VIII1
  3. a period during which something or somebody is dominant or powerful1
    • he was helpless under the reign of his egotism1
  4. have sovereign power1
    • Henry VIII reigned for a long time1
  5. be larger in number, quantity, power, status or importance1
    • Money reigns supreme here1

Wiktionary: reign

reign
noun
  1. The exercise of sovereign power
verb
  1. exercise sovereign power
reign
noun
  1. geheel der dingen waarover iemands macht zich uitstrekt, waarover hij heerst (bewind uitoefent) en het daarbij horende gezag geniet

Cross Translation:
FromToVia
reign bestuur; bewind; heerschappij; regering; bevel; commando commandement — À trier
reign regering; overheid; gouvernement; bestuur; bewind; heerschappij gouvernementaction, charge, ou manière de gouverner, de régir, d’administrer quelque chose, en particulier dans le domaine politique.
reign besturen; de scepter zwaaien; heersen; regeren gouvernerdiriger une embarcation à l’aide d’un gouvernail.
reign koningschap; rijk; staat; bestuur; bewind; heerschappij; regering règneexercice du pouvoir souverain dans un état monarchique.
reign koning zijn; regeren; besturen; de scepter zwaaien; heersen régnerexercer le pouvoir souverain dans un état monarchique ; il se dit des princes souverains, même quand ils ne portent pas le titre de roi.
reign gedrag; houding; manieren; bestuur; bewind; heerschappij; regering; verzorging; onderhoud; bestel; leiding; rondleiding; verpleging tenue — Traductions à trier suivant le sens.

Verwante vertalingen van reign