Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. senior:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. senior:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor senior (Engels) in het Nederlands

senior:

senior [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the senior (eldest; oldest)
    de nestor; de oudste; de senior
    • nestor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • oudste [de ~] zelfstandig naamwoord
    • senior [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the senior (senior citizen; aged person; elderly person)
    de AOWer; 65-plusser; de oudere
    • AOWer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • 65-plusser [znw.] zelfstandig naamwoord
    • oudere [de ~] zelfstandig naamwoord

senior bijvoeglijk naamwoord

  1. senior (oldest; eldest)
    senior; oudste

Vertaal Matrix voor senior:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
65-plusser aged person; elderly person; senior; senior citizen
AOWer aged person; elderly person; senior; senior citizen old age pensioner; pensioner; senior citizen
nestor eldest; oldest; senior Nestor; doyen; senior partner
oudere aged person; elderly person; senior; senior citizen
oudste eldest; oldest; senior
senior eldest; oldest; senior
- elder
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
senior eldest; oldest; senior
- aged; elderly; fourth-year; older
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oudere elderly
oudste eldest; oldest; senior

Verwante woorden van "senior":

  • seniors

Synoniemen voor "senior":


Antoniemen van "senior":


Verwante definities voor "senior":

  1. used of the fourth and final year in United States high school or college1
    • the senior prom1
  2. advanced in years; (`aged' is pronounced as two syllables)1
    • senior citizen1
  3. older; higher in rank; longer in length of tenure or service1
    • senior officer1
  4. a person who is older than you are1
  5. an undergraduate student during the year preceding graduation1

Wiktionary: senior

senior
noun
  1. someone older than someone else
senior
noun
  1. iemand op hoge leeftijd

Cross Translation:
FromToVia
senior mondain; werelds; hooggeplaatst; van standing huppé — Qui a une huppe sur la tête, en parlant des oiseaux.

Verwante vertalingen van senior



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor senior (Nederlands) in het Engels

senior:

senior [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de senior (oudste; nestor)
    the eldest; the oldest; the senior
    • eldest [the ~] zelfstandig naamwoord
    • oldest [the ~] zelfstandig naamwoord
    • senior [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor senior:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eldest nestor; oudste; senior
oldest nestor; oudste; senior
senior nestor; oudste; senior 65-plusser; AOWer; oudere
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eldest oudste; senior langstlevend
senior oudste; senior
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oldest oudste; senior langstlevend

Verwante woorden van "senior":

  • senioren, seniore

Wiktionary: senior

senior
noun
  1. someone older than someone else