Engels

Uitgebreide vertaling voor situate (Engels) in het Nederlands

situate:

to situate werkwoord (situates, situated, situating)

  1. to situate (place; locate; post; )
    situeren; plaatsen; zich afspelen
    • situeren werkwoord (situeer, situeert, situeerde, situeerden, gesitueerd)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • zich afspelen werkwoord
  2. to situate (deposit; lay; place; )
    leggen; plaatsen; zetten; deponeren; neerleggen; stationeren; neerzetten
    • leggen werkwoord (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • zetten werkwoord (zet, zette, zetten, gezet)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • neerleggen werkwoord (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
    • stationeren werkwoord (stationeer, stationeert, stationeerde, stationeerden, gestationeerd)
    • neerzetten werkwoord (zet neer, zette neer, zetten neer, neergezet)
  3. to situate (put down; place; put; locate; add)
    plaatsen; zetten; bijzetten; neerzetten
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • zetten werkwoord (zet, zette, zetten, gezet)
    • bijzetten werkwoord (zet bij, zette bij, zetten bij, bijgezet)
    • neerzetten werkwoord (zet neer, zette neer, zetten neer, neergezet)
  4. to situate (place; position; put)
    zetten; plaatsen
    • zetten werkwoord (zet, zette, zetten, gezet)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
  5. to situate (position)

Conjugations for situate:

present
  1. situate
  2. situate
  3. situates
  4. situate
  5. situate
  6. situate
simple past
  1. situated
  2. situated
  3. situated
  4. situated
  5. situated
  6. situated
present perfect
  1. have situated
  2. have situated
  3. has situated
  4. have situated
  5. have situated
  6. have situated
past continuous
  1. was situating
  2. were situating
  3. was situating
  4. were situating
  5. were situating
  6. were situating
future
  1. shall situate
  2. will situate
  3. will situate
  4. shall situate
  5. will situate
  6. will situate
continuous present
  1. am situating
  2. are situating
  3. is situating
  4. are situating
  5. are situating
  6. are situating
subjunctive
  1. be situated
  2. be situated
  3. be situated
  4. be situated
  5. be situated
  6. be situated
diverse
  1. situate!
  2. let's situate!
  3. situated
  4. situating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor situate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leggen laying work aside; laying work down
neerleggen putting down; shooting down; shooting to death
neerzetten putting down
zetten composing; composing work; mounting; placing; printing work; setting; type setting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijzetten add; locate; place; put; put down; situate
deponeren deposit; lay; laydown; place; put down; set; set down; situate; station deposit; lay; lay up; place; placing; put; put down; put up; remit; secure; stock; store
leggen deposit; lay; laydown; place; put down; set; set down; situate; station lay; place; put; put down
neerleggen deposit; lay; laydown; place; put down; set; set down; situate; station bring down; deposit; lay; place; placing; put; put down; take down
neerzetten add; deposit; lay; laydown; locate; place; put; put down; set; set down; situate; station
plaatsen add; deposit; lay; laydown; locate; place; position; post; put; put down; set; set down; situate; station accomodate someone; allocate; assemble; board; construct; fit; instal; install; lay; lodge; offer someone lodges; place; put; put down; set up; shelter; station
positioneren position; situate
situeren locate; place; post; put; set; situate; station
stationeren deposit; lay; laydown; place; put down; set; set down; situate; station station
zetten add; deposit; lay; laydown; locate; place; position; put; put down; set; set down; situate; station lay; place; put
zich afspelen locate; place; post; put; set; situate; station
- deposit; fix; locate; posit

Verwante woorden van "situate":


Synoniemen voor "situate":


Verwante definities voor "situate":

  1. put (something somewhere) firmly1
  2. determine or indicate the place, site, or limits of, as if by an instrument or by a survey1

Wiktionary: situate

situate
verb
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
situate beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; leggen; plaatsen; situeren; stationeren; identificeren; vereenzelvigen situerplacer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc.