Engels

Uitgebreide vertaling voor (Engels) in het Nederlands

vorm van quit:

to quit werkwoord (quits, quit, quiting)

  1. to quit (drop out; pull out)
    opgeven; stoppen; afhaken; ophouden; afzien van; afvallen; eruitstappen; afzeggen
    • opgeven werkwoord (geef op, geeft op, gaf op, gaven op, opgegeven)
    • stoppen werkwoord (stop, stopt, stopte, stopten, gestopt)
    • afhaken werkwoord (haak af, haakt af, haakte af, haakten af, afgehaakt)
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • afzien van werkwoord
    • afvallen werkwoord (val af, valt af, viel af, vielen af, afgevallen)
    • eruitstappen werkwoord
    • afzeggen werkwoord (zeg af, zegt af, zei af, zeiden af, afgezegd)
  2. to quit (surrender; capitulate; give up to)

Conjugations for quit:

present
  1. quit
  2. quit
  3. quits
  4. quit
  5. quit
  6. quit
simple past
  1. quit
  2. quit
  3. quit
  4. quit
  5. quit
  6. quit
present perfect
  1. have quit
  2. have quit
  3. has quit
  4. have quit
  5. have quit
  6. have quit
past continuous
  1. was quiting
  2. were quiting
  3. was quiting
  4. were quiting
  5. were quiting
  6. were quiting
future
  1. shall quit
  2. will quit
  3. will quit
  4. shall quit
  5. will quit
  6. will quit
continuous present
  1. am quiting
  2. are quiting
  3. is quiting
  4. are quiting
  5. are quiting
  6. are quiting
subjunctive
diverse
  1. quit!
  2. let's quit!
  3. quited
  4. quiting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor quit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhaken cease; disconnecting; disconnection; knock off; quitting; stopping; uncoupling; unhooking
afvallen emaciating; emaciation; loosing weight; lose weight; slimming; weight reduction
afzeggen canceling
afzien van abandoning; dropping the subject; leaving
opgeven applying; applying for something; asking for; requesting
ophouden cease; knock off; quitting; stopping
stoppen coming to a stop; halting; plugging; stopping
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhaken drop out; pull out; quit
afvallen drop out; pull out; quit be contrary; belie; counteract; cross; disappoint; disillusion; emaciate; frustrate; let down; lose weight; slim down
afzeggen drop out; pull out; quit abandon; annul; cancel; desist; hold up; postpone; rescind
afzien van drop out; pull out; quit
eruitstappen drop out; pull out; quit
opgeven drop out; pull out; quit abandon; book; capitulate; cease; enlist; enrol; enroll; enter; give in; give up; give up hope; hand down; hand oneself in; hand oneself over to; inscribe; register; sacrifice; stop; subscribe; surrender; throw in the towel
ophouden drop out; pull out; quit abandon; become extinct; bring to a close; bring to a conclusion; bring to a halt; bring to a standstill; bring to an end; cease; conclude; delay; desist from; deter; die of fear; die out; end; extinguish; finish; finish off; give up; halt; hold up; keep up; peg out; pinch out; put to a stop; retard; snuff; stem; stop
stoppen drop out; pull out; quit abandon; adjourn; bind; brake; bring to a close; bring to a conclusion; bring to a halt; bring to a standstill; bring to an end; cease; close; come to a stand-still; conclude; darn; demarcate; end; fence off; fill up; finish; finish off; give up; halt; mend; plug; put a brake on; put out; put under seal; remain standing; seal; set out; shut; slow down; stand still; stay put; stop; stop up; turn off
zich overgeven capitulate; give up to; quit; surrender capitulate; give in; give up; hand oneself in; hand oneself over to; surrender
- cease; chuck up the sponge; depart; discontinue; drop by the wayside; drop out; fall by the wayside; foreswear; give up; lay off; leave office; relinquish; renounce; resign; step down; stop; take leave; throw in; throw in the towel

Synoniemen voor "quit":


Antoniemen van "quit":


Verwante definities voor "quit":

  1. give up in the face of defeat of lacking hope; admit defeat1
  2. go away or leave1
  3. turn away from; give up1
  4. give up or retire from a position1
  5. put an end to a state or an activity1

Wiktionary: quit

quit
past
  1. to leave
  2. to give up, stop doing something

Cross Translation:
FromToVia
quit laten lassen — etwas nicht tun
quit achterlaten abandonner — Ne plus vouloir de quelque chose ou de quelqu’un.
quit afstand doen van; opgeven; uitvallen; in de steek laten; laten varen; verlaten; toegeven; afstaan; wijken abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
quit resulteren; uitkomen; volgen; voortkomen; voortspruiten; voortvloeien; belenden; grenzen aan; besturen; brengen; leiden; geleiden; voeren; uitgaan; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot; leiden tot; uitdraaien op; uitlopen op aboutirtoucher par un bout.
quit aflaten; ophouden; stoppen; uitscheiden; wijken; afmaken; afsluiten; beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen cesser — Discontinuer, arrêter, finir, interrompre, terminer.
quit klimmen; naar boven gaan; rijzen; stijgen; bestijgen; afdalen; naar beneden gaan; zinken; uitstappen; uitgaan; uitkomen; uitlopen; uitstijgen; uittreden descendreTraductions à trier suivant le sens.
quit in de steek laten; laten varen; verlaten délaisser — Abandonner

vorm van stink:

to stink werkwoord (stinks, stank, stinking)

  1. to stink (smell; have something fishy about it)
    stinken; meuren; een luchtje hebben; rieken; walmen; geuren
    • stinken werkwoord (stink, stinkt, stonk, stonken, gestonken)
    • meuren werkwoord (meur, meurt, meurde, meurden, gemeurd)
    • een luchtje hebben werkwoord
    • rieken werkwoord (riek, riekt, riekte, riekten, geriekt)
    • walmen werkwoord (walm, walmt, walmde, walmden, gewalmd)
    • geuren werkwoord (geur, geurt, geurde, geurden, gegeurd)
    ruiken
    – een geur verspreiden 2
    • ruiken werkwoord (ruik, ruikt, rook, roken, geroken)
      • dat parfum ruikt heerlijk2

Conjugations for stink:

present
  1. stink
  2. stink
  3. stinks
  4. stink
  5. stink
  6. stink
simple past
  1. stank
  2. stank
  3. stank
  4. stank
  5. stank
  6. stank
present perfect
  1. have stunk
  2. have stunk
  3. has stunk
  4. have stunk
  5. have stunk
  6. have stunk
past continuous
  1. was stinking
  2. were stinking
  3. was stinking
  4. were stinking
  5. were stinking
  6. were stinking
future
  1. shall stink
  2. will stink
  3. will stink
  4. shall stink
  5. will stink
  6. will stink
continuous present
  1. am stinking
  2. are stinking
  3. is stinking
  4. are stinking
  5. are stinking
  6. are stinking
subjunctive
diverse
  1. stink!
  2. let's stink!
  3. stinked
  4. stinking
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

stink [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the stink (stench; nasty smell; bad odour; bad smell)
    de stank; kwade reuk
    • stank [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kwade reuk [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stink:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kwade reuk bad odour; bad smell; nasty smell; stench; stink
stank bad odour; bad smell; nasty smell; stench; stink
- fetor; foetor; malodor; malodour; mephitis; reek; stench
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een luchtje hebben have something fishy about it; smell; stink
geuren have something fishy about it; smell; stink show off; smell
meuren have something fishy about it; smell; stink be asleep; sleep; snooze
rieken have something fishy about it; smell; stink smell
ruiken have something fishy about it; smell; stink smell
stinken have something fishy about it; smell; stink
walmen have something fishy about it; smell; stink fumigate; smoke
- reek

Verwante woorden van "stink":


Synoniemen voor "stink":

  • malodor; malodour; stench; reek; fetor; foetor; mephitis; smell; odor; odour; olfactory sensation; olfactory perception
  • be
  • reek; smell; stink up; stink out

Verwante definities voor "stink":

  1. a distinctive odor that is offensively unpleasant1
  2. smell badly and offensively1
  3. be extremely bad in quality or in one's performance1
    • This term paper stinks!1

Wiktionary: stink

stink
verb
  1. have a strong bad smell
  2. give an impression of dishonesty or untruth
noun
  1. strong bad smell
stink
verb
  1. een onaangename geur hebben

Cross Translation:
FromToVia
stink stank Mief — (umgangssprachlich) schlechte, abgestandene, stickige Luft in einem ungelüfteten Raum
stink stank puanteur — Odeur fétide
stink stinken puersentir mauvais.

Verwante vertalingen van