Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. auditor:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor auditor (Engels) in het Nederlands

auditor:

auditor [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the auditor (accountant; chartered accountant)
    de accountant; de verificateur; de registeraccountant
  2. the auditor
    de auditor
    • auditor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the auditor (listener; observer)
    de toehoorder
  4. the auditor
    – A third-party independent organization or individual who conducts formal examinations and verifies measurements through a process of reviews. 1
    de accountant

Vertaal Matrix voor auditor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accountant accountant; auditor; chartered accountant
auditor auditor
registeraccountant accountant; auditor; chartered accountant
toehoorder auditor; listener; observer
verificateur accountant; auditor; chartered accountant
- attender; hearer; listener

Verwante woorden van "auditor":

  • auditors

Synoniemen voor "auditor":


Verwante definities voor "auditor":

  1. a qualified accountant who inspects the accounting records and practices of a business or other organization2
  2. a student who attends a course but does not take it for credit2
  3. someone who listens attentively2
  4. A third-party independent organization or individual who conducts formal examinations and verifies measurements through a process of reviews.1

Wiktionary: auditor

auditor
noun
  1. beroep|nld iemand wiens taak het is inspecties uit te voeren
  2. corrector, herziener, controleur