Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. booth:
  2. boo:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor booth (Engels) in het Nederlands

booth:

booth [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the booth (tent)
    de tent
    • tent [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the booth (stall; stand)
    de stand; de kraam; het stalletje
    • stand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kraam [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stalletje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the booth (market stall)
    de marktkraam
  4. the booth (market stall; stand; stall)
    het kraampje
    • kraampje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor booth:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kraam booth; stall; stand
kraampje booth; market stall; stall; stand
marktkraam booth; market stall
stalletje booth; stall; stand
stand booth; stall; stand class; level; position; posture; social class; social group; social position; stand
tent booth; tent
- cubicle; kiosk; stall

Verwante woorden van "booth":


Synoniemen voor "booth":


Verwante definities voor "booth":

  1. small area set off by walls for special use1
  2. a small shop at a fair; for selling goods or entertainment1
  3. a table (in a restaurant or bar) surrounded by two high-backed benches1

Wiktionary: booth

booth
noun
  1. An enclosure just big enough to accommodate one standing person
  2. A small stall for the display and sale of goods
booth
noun
  1. verplaatsbare tent waarin (op markten) koopwaar of (op kermissen) vermaak wordt aangeboden

Cross Translation:
FromToVia
booth stand Stand — schnell auf- und abbaubare Verkaufsstelle, Verkaufstisch
booth cabine; cockpit; hut; kajuit cabine — marine|fr Petite chambre à coucher, à bord d’un bateau ou d'un aéronat.
booth stalletje; keet; kraam; loods; schuur; tent kiosque — urbanisme|fr siècle|XVIII Dans l’aménagement des parc et jardin, pavillon pour l’agrément ou la musique, d’inspiration oriental, de structure léger et ouverte et de plan circulaire ou polygonal.
booth stalletje; keet; kraam; loods; schuur; tent échoppe — Petite boutique ordinairement en appentis et adossée contre une muraille.

boo:

boo bijvoeglijk naamwoord

  1. boo
    boe
    • boe bijvoeglijk naamwoord

boo werkwoord

  1. boo (roar; howl)
    uitjouwen; joelen
    • uitjouwen werkwoord
    • joelen werkwoord (joel, joelt, joelde, joelden, gejoeld)

Vertaal Matrix voor boo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
joelen shout
- Bronx cheer; bird; hiss; hoot; raspberry; razz; razzing; snort
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
joelen boo; howl; roar
uitjouwen boo; howl; roar call someone names
- hiss
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boe boo

Verwante woorden van "boo":


Synoniemen voor "boo":


Antoniemen van "boo":


Verwante definities voor "boo":

  1. a cry or noise made to express displeasure or contempt1
  2. show displeasure, as after a performance or speech1

Wiktionary: boo


Cross Translation:
FromToVia
boo uitjouwen; bassen; huilen aboyer — Traductions à trier suivant le sens
boo honen; spotten; bespotten; uitjouwen bafouertraiter quelqu’un ou quelque chose avec une moquerie outrageante ou dédaigneux.

Verwante vertalingen van booth