Engels

Uitgebreide vertaling voor breeder (Engels) in het Nederlands

breeder:

breeder [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the breeder (raiser)
    de fokker
    • fokker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the breeder (grower; cultivator)
    de kweker; de teler
    • kweker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • teler [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor breeder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fokker breeder; raiser
kweker breeder; cultivator; grower
teler breeder; cultivator; grower
- stock breeder

Verwante woorden van "breeder":

  • breeders

Synoniemen voor "breeder":

  • stock breeder; stockman; stock raiser; stock farmer

Verwante definities voor "breeder":

  1. a person who breeds animals1

Wiktionary: breeder

breeder
noun
  1. -

breed:

to breed werkwoord (breeds, bred, breeding)

  1. to breed (cultivate; raise; rear)
    kweken; fokken; opfokken
    • kweken werkwoord (kweek, kweekt, kweekte, kweekten, gekweekt)
    • fokken werkwoord (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)
    • opfokken werkwoord (fok op, fokt op, fokte op, fokten op, opgefokt)
  2. to breed (cultivate; clone)
    kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; planten; telen; aankweken; aanplanten; opkweken
    • kweken werkwoord (kweek, kweekt, kweekte, kweekten, gekweekt)
    • fokken werkwoord (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)
    • voortbrengen werkwoord (breng voort, brengt voort, bracht voort, brachten voort, voortgebracht)
    • genereren werkwoord (genereer, genereert, genereerde, genereerden, gegenereerd)
    • verbouwen werkwoord (verbouw, verbouwt, verbouwde, verbouwden, verbouwd)
    • procreëren werkwoord
    • planten werkwoord (plant, plantte, plantten, geplant)
    • telen werkwoord (teel, teelt, teelde, teelden, geteeld)
    • aankweken werkwoord (kweek aan, kweekt aan, kweekte aan, kweekten aan, aangekweekt)
    • aanplanten werkwoord (plant aan, plantte aan, plantten aan, aangeplant)
    • opkweken werkwoord (kweek op, kweekt op, kweekte op, kweekten op, opgekweekt)

Conjugations for breed:

present
  1. breed
  2. breed
  3. breeds
  4. breed
  5. breed
  6. breed
simple past
  1. bred
  2. bred
  3. bred
  4. bred
  5. bred
  6. bred
present perfect
  1. have bred
  2. have bred
  3. has bred
  4. have bred
  5. have bred
  6. have bred
past continuous
  1. was breeding
  2. were breeding
  3. was breeding
  4. were breeding
  5. were breeding
  6. were breeding
future
  1. shall breed
  2. will breed
  3. will breed
  4. shall breed
  5. will breed
  6. will breed
continuous present
  1. am breeding
  2. are breeding
  3. is breeding
  4. are breeding
  5. are breeding
  6. are breeding
subjunctive
  1. be bred
  2. be bred
  3. be bred
  4. be bred
  5. be bred
  6. be bred
diverse
  1. breed!
  2. let's breed!
  3. bred
  4. breeding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor breed:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankweken breeding; cultivating; cultivation; culture; growing; growth; multiplication; plantation; planting; production; raise; rear; reproduction
aanplanten cultivating; growing; plantation; planting
fokken breeding; raise; rear
kweken breeding; cultivating; cultivation; culture; growing; growth; multiplication; production; raising; reproduction
planten cultivating; growing; plantation; planting; vegetation
telen breeding; breeding farm; cattle breeding station; cultivating; growing; raising; stock farm
verbouwen breeding; cultivating; growing; raising
- stock; strain
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankweken breed; clone; cultivate
aanplanten breed; clone; cultivate
fokken breed; clone; cultivate; raise; rear
genereren breed; clone; cultivate
kweken breed; clone; cultivate; raise; rear
opfokken breed; cultivate; raise; rear bait; incite; instigate; stir up
opkweken breed; clone; cultivate
planten breed; clone; cultivate implant; plant
procreëren breed; clone; cultivate
telen breed; clone; cultivate
verbouwen breed; clone; cultivate rebuild; reconstruct
voortbrengen breed; clone; cultivate bred; bring a child into the world; bring forth; calve; construct; fabricate; give birth; give birth to; litter; make; manufacture; produce
- cover; engender; multiply; spawn
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- multiply; propagate

Verwante woorden van "breed":


Synoniemen voor "breed":


Verwante definities voor "breed":

  1. a special type1
    • Google represents a new breed of entrepreneurs1
  2. a special variety of domesticated animals within a species1
    • he experimented on a particular breed of white rats1
  3. have young (animals) or reproduce (organisms)1
    • pandas rarely breed in captivity1
  4. cause to procreate (animals)1
    • She breeds dogs1
  5. copulate with a female, used especially of horses1
  6. call forth1

Wiktionary: breed

breed
noun
  1. all animals or plants of the same species or subspecies
verb
  1. to keep animals and have them reproduce
  2. to sexually produce offspring
breed
verb
  1. dieren houden om ze te laten voortplanten
  2. dieren of planten verzorgen en hun voortplanting mogelijk maken
  3. eieren verwarmen totdat deze uitkomen

Cross Translation:
FromToVia
breed ras RasseBiologie: Untergruppe einer Art mit besonders vielen gemeinsamen phänotypischen Merkmalen
breed teelt Zucht — durch [1] entstandene Pflanzen oder Tiere
breed kweken züchten — vermehren
breed dresseren; grootbrengen; kweken; opleiden; opvoeden éduquer — Former par l’éducation, instruire.
breed beuren; heffen; ophalen; oprichten; tillen; verheffen; fokken; opfokken élever — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van breeder