Engels

Uitgebreide vertaling voor concluded (Engels) in het Nederlands

concluded:

concluded bijvoeglijk naamwoord

  1. concluded (completed; over; finished; )
    voltooid; over; klaar; uit; afgelopen; geëindigd; gereed; voorbij; afgedaan; af

Vertaal Matrix voor concluded:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgedaan accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use
afgelopen accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use accomplished; achieved; complete; completed; finished; last; over; preceding; previous; ready
gereed accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use accomplished; achieved; complete; completed; cooked-through; done; finished; off; over; prepared; ready; ready for use
klaar accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use accomplished; achieved; clear; cloudless; complete; completed; done; finished; off; over; prepared; ready; ready for use; unclouded
voorbij accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use accomplished; achieved; complete; completed; elapsed; expired; finished; lapsed; over; passed; ready
- all over; complete; ended; over; terminated
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
af accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use accomplished; achieved; complete; completed; done; down; downwardly; finished; off; over; ready
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geëindigd accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready
over accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use above; accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready
uit accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use accomplished; achieved; as from now; complete; completed; finished; from; of today; off; out; over; ready
voltooid accomplished; achieved; clear; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use accomplished; achieved; complete; completed; finished; over; ready

Verwante woorden van "concluded":


Synoniemen voor "concluded":


Verwante definities voor "concluded":

  1. having come or been brought to a conclusion1

concluded vorm van conclude:

to conclude werkwoord (concludes, concluded, concluding)

  1. to conclude
    concluderen; opmaken uit; een gevolgtrekking maken
    • concluderen werkwoord (concludeer, concludeert, concludeerde, concludeerden, geconcludeerd)
    • opmaken uit werkwoord
    • een gevolgtrekking maken werkwoord (maak een gevolgtrekking, maakt een gevolgtrekking, maakte een gevolgtrekking, maakten een gevolgtrekking, een gevolgtrekking gemaakt)
  2. to conclude (bring to an end; finish; end; )
    beëindigen; afsluiten; eindigen; ophouden; stoppen; een einde maken aan
    • beëindigen werkwoord (beëindig, beëindigt, beëindigde, beëindigden, beëindigd)
    • afsluiten werkwoord (sluit af, sloot af, sloten af, afgesloten)
    • eindigen werkwoord (eindig, eindigt, eindigde, eindigden, geëindigd)
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • stoppen werkwoord (stop, stopt, stopte, stopten, gestopt)
    • een einde maken aan werkwoord (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
  3. to conclude (deduce; deduct)
    deduceren; afleiden
    • deduceren werkwoord (deduceer, deduceert, deduceerde, deduceerden, gededuceerd)
    • afleiden werkwoord (leid af, leidt af, leidde af, leidden af, afgeleid)
  4. to conclude (deduce; divert)
    concluderen; iets afleiden uit
  5. to conclude (finish; end)
    afsluiten; naar einde toewerken

Conjugations for conclude:

present
  1. conclude
  2. conclude
  3. concludes
  4. conclude
  5. conclude
  6. conclude
simple past
  1. concluded
  2. concluded
  3. concluded
  4. concluded
  5. concluded
  6. concluded
present perfect
  1. have concluded
  2. have concluded
  3. has concluded
  4. have concluded
  5. have concluded
  6. have concluded
past continuous
  1. was concluding
  2. were concluding
  3. was concluding
  4. were concluding
  5. were concluding
  6. were concluding
future
  1. shall conclude
  2. will conclude
  3. will conclude
  4. shall conclude
  5. will conclude
  6. will conclude
continuous present
  1. am concluding
  2. are concluding
  3. is concluding
  4. are concluding
  5. are concluding
  6. are concluding
subjunctive
  1. be concluded
  2. be concluded
  3. be concluded
  4. be concluded
  5. be concluded
  6. be concluded
diverse
  1. conclude!
  2. let's conclude!
  3. concluded
  4. concluding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor conclude:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afleiden deduction
afsluiten closing the shop; shutdown
beëindigen removal
deduceren deduction
eindigen cease; knock off; quitting; stopping
ophouden cease; knock off; quitting; stopping
stoppen coming to a stop; halting; plugging; stopping
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afleiden conclude; deduce; deduct
afsluiten bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off close; draw; exit; lock; lock up; shut; shut down
beëindigen bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off accomplish; adjourn; break down; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready; sever; terminate
concluderen conclude; deduce; divert
deduceren conclude; deduce; deduct
een einde maken aan bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready
een gevolgtrekking maken conclude
eindigen bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off bring to a close; come to an end; come to rest; draw to an end; end; finish; finish off; get ready; land; run down; turn out
iets afleiden uit conclude; deduce; divert
naar einde toewerken conclude; end; finish
ophouden bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off abandon; become extinct; bring to a halt; bring to a standstill; cease; delay; desist from; deter; die of fear; die out; drop out; extinguish; give up; halt; hold up; keep up; peg out; pinch out; pull out; put to a stop; quit; retard; snuff; stem; stop
opmaken uit conclude
stoppen bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off abandon; adjourn; bind; brake; bring to a halt; bring to a standstill; cease; close; come to a stand-still; darn; demarcate; drop out; end; fence off; fill up; give up; halt; mend; plug; pull out; put a brake on; put out; put under seal; quit; remain standing; seal; set out; shut; slow down; stand still; stay put; stop; stop up; turn off
- close; reason; reason out; resolve
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- complete; finalise; finalize; finish; infer

Verwante woorden van "conclude":


Synoniemen voor "conclude":


Verwante definities voor "conclude":

  1. decide by reasoning; draw or come to a conclusion1
  2. bring to a close1
    • The committee concluded the meeting1
  3. reach a conclusion after a discussion or deliberation1
  4. reach agreement on1
    • They concluded an economic agreement1
    • We concluded a cease-fire1
  5. come to a close1

Wiktionary: conclude

conclude
verb
  1. to end
conclude
verb
  1. (overgankelijk) tot een besluit komen

Cross Translation:
FromToVia
conclude aflaten; ophouden; stoppen; uitscheiden; wijken; afmaken; afsluiten; beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen cesser — Discontinuer, arrêter, finir, interrompre, terminer.
conclude afleiden; besluiten; concluderen; een gevolgtrekking maken conclure — Traductions à trier suivant le sens
conclude aflopen; eindigen; ophouden; uitgaan; uitlopen; uitraken; verlopen; afmaken; afsluiten; beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen finirachever, terminer, arriver à échéance, cesser, finaliser.
conclude beëindigen; afbreken; opbreken; opheffen; staken; stelpen; stoppen; stopzetten; afmaken; afsluiten; besluiten; uitmaken; voleindigen terminerborner, limiter.