Engels

Uitgebreide vertaling voor converted (Engels) in het Nederlands

converted:

converted bijvoeglijk naamwoord

  1. converted
    geconverteerd; omgezet

Vertaal Matrix voor converted:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- born-again; reborn
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- changed
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geconverteerd converted
omgezet converted

Verwante woorden van "converted":


Synoniemen voor "converted":


Verwante definities voor "converted":

  1. spiritually reborn or converted1

convert:

to convert werkwoord (converts, converted, converting)

  1. to convert (transpose; reverse)
    omzetten; converteren; verwisselen
    • omzetten werkwoord (zet om, zette om, zetten om, omgezet)
    • converteren werkwoord (converteer, converteert, converteerde, converteerden, geconverteerd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
  2. to convert
    ombouwen
    • ombouwen werkwoord (bouw om, bouwt om, bouwde om, bouwden om, omgebouwd)
  3. to convert
    omrekenen
    • omrekenen werkwoord (reken om, rekent om, rekende om, rekenden om, omgerekend)
  4. to convert
    bekeren
    • bekeren werkwoord (bekeer, bekeert, bekeerde, bekeerden, bekeerd)
  5. to convert (remove; transfer; shift; )
    disloqueren; verplaatsen; verschuiven; verleggen; verschikken; verzetten; roeren; vervoeren
    • disloqueren werkwoord (disloqueer, disloqueert, disloqueerde, disloqueerden, gedisloqueerd)
    • verplaatsen werkwoord (verplaats, verplaatst, verplaatste, verplaatsten, verplaatst)
    • verschuiven werkwoord (verschuif, verschuift, verschoof, verschoven, verschoven)
    • verleggen werkwoord (verleg, verlegt, verlegde, verlegden, verlegd)
    • verschikken werkwoord (verschik, verschikt, verschikte, verschikten, verschikt)
    • verzetten werkwoord (verzet, verzette, verzetten, verzet)
    • roeren werkwoord (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
    • vervoeren werkwoord (vervoer, vervoert, vervoerde, vervoerden, vervoerd)
  6. to convert (exchange; switch; swop; )
    ruilen; omwisselen; wisselen; verwisselen; verruilen; inwisselen; omruilen
    • ruilen werkwoord (ruil, ruilt, ruilde, ruilden, geruild)
    • omwisselen werkwoord (wissel om, wisselt om, wisselde om, wisselden om, omgewisseld)
    • wisselen werkwoord (wissel, wisselt, wisselde, wisselden, gewisseld)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • verruilen werkwoord (verruil, verruilt, verruilde, verruilden, verruild)
    • inwisselen werkwoord (wissel in, wisselt in, wisselde in, wisselden in, ingewisseld)
    • omruilen werkwoord (ruil om, ruilt om, ruilde om, ruilden om, omgeruild)
  7. to convert (change over; switch over)
    omschakelen; overschakelen
    • omschakelen werkwoord (schakel om, schakelt om, schakelde om, schakelden om, omgeschakeld)
    • overschakelen werkwoord (schakel over, schakelt over, schakelde over, schakelden over, overgeschakeld)
  8. to convert (rebuild)
    reconstrueren; opnieuw bouwen; herbouwen
    • reconstrueren werkwoord (reconstrueer, reconstrueert, reconstrueerde, reconstrueerden, gereconstrueerd)
    • opnieuw bouwen werkwoord
    • herbouwen werkwoord (herbouw, herbouwt, herbouwde, herbouwden, herbouwd)
  9. to convert (plough; plough up; dig; reform; break up)
    omspitten; omploegen; omwerken; spitten; ploegen; omgraven
    • omspitten werkwoord (spit om, spitte om, spitten om, omgespit)
    • omploegen werkwoord (ploeg om, ploegt om, ploegde om, ploegden om, omgeploegd)
    • omwerken werkwoord (werk om, werkt om, werkte om, werkten om, omgewerkt)
    • spitten werkwoord (spit, spitte, spitten, gespit)
    • ploegen werkwoord (ploeg, ploegt, ploegde, ploegden, geploegd)
    • omgraven werkwoord
  10. to convert (christianize)
    kerstenen
    • kerstenen werkwoord (kersten, kerstent, kerstende, kerstenden, gekerstend)
  11. to convert
    – To change from one form or function to another. 2
    converteren
    • converteren werkwoord (converteer, converteert, converteerde, converteerden, geconverteerd)

Conjugations for convert:

present
  1. convert
  2. convert
  3. converts
  4. convert
  5. convert
  6. convert
simple past
  1. converted
  2. converted
  3. converted
  4. converted
  5. converted
  6. converted
present perfect
  1. have converted
  2. have converted
  3. has converted
  4. have converted
  5. have converted
  6. have converted
past continuous
  1. was converting
  2. were converting
  3. was converting
  4. were converting
  5. were converting
  6. were converting
future
  1. shall convert
  2. will convert
  3. will convert
  4. shall convert
  5. will convert
  6. will convert
continuous present
  1. am converting
  2. are converting
  3. is converting
  4. are converting
  5. are converting
  6. are converting
subjunctive
  1. be converted
  2. be converted
  3. be converted
  4. be converted
  5. be converted
  6. be converted
diverse
  1. convert!
  2. let's convert!
  3. converted
  4. converting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor convert:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omwisselen alteration; altering; change; change of form; changing; conversion; exchange; reformation; remodelling; switch; transformation; transposition
ruilen exchange; interchanges; swapping; trading
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekeren convert
converteren convert; reverse; transpose
disloqueren convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform dislocate
herbouwen convert; rebuild
inwisselen change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade
kerstenen christianize; convert
ombouwen convert
omgraven break up; convert; dig; plough; plough up; reform
omploegen break up; convert; dig; plough; plough up; reform
omrekenen convert
omruilen change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade barter; change; exchange; swap; switch; trade in
omschakelen change over; convert; switch over
omspitten break up; convert; dig; plough; plough up; reform
omwerken break up; convert; dig; plough; plough up; reform alter; change; modify; reform; reshape; rewrite
omwisselen change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade barter; change; exchange; swap; switch; swop; trade in
omzetten convert; reverse; transpose metamorphose; resolve; transform; transmute
opnieuw bouwen convert; rebuild
overschakelen change over; convert; switch over
ploegen break up; convert; dig; plough; plough up; reform
reconstrueren convert; rebuild rebuild; reconstruct
roeren convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform churn; mix; stir; touch
ruilen change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade barter; change; change for; exchange; swap; switch; swop; trade; trade in
spitten break up; convert; dig; plough; plough up; reform
verleggen convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform move
verplaatsen convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform move; move over; remove; shift
verruilen change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade barter; change for; exchange; swap; swop; trade
verschikken convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform
verschuiven convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform move; nudge; postpone; push; put off
vervoeren convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform carry; carry away; intoxicate; thrill; transport
verwisselen change; change for; convert; exchange; interchange; reverse; shunt; swap; switch; swop; trade; transpose alter; barter; change; confuse; create; exchange; interchange; invent; make; mix up; reappoint; replace; substitute; swap; switch; trade in; transform; vary
verzetten convert; dislocate; move; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform fight back; move over; resist; struggle
wisselen change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade alternate with; barter; change; differ; diverge; exchange; range; swap; switch; swop; trade in; variate; vary
- change; change over; commute; convince; exchange; win over
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- proselyte

Verwante woorden van "convert":


Synoniemen voor "convert":


Verwante definities voor "convert":

  1. a person who has been converted to another religious or political belief1
  2. change in nature, purpose, or function; undergo a chemical change1
    • The substance converts to an acid1
  3. change the nature, purpose, or function of something1
    • convert lead into gold1
    • convert hotels into jails1
    • convert slaves to laborers1
  4. exchange or replace with another, usually of the same kind or category1
    • Could you convert my dollars into pounds?1
    • convert centimeters into inches1
    • convert holdings into shares1
  5. exchange a penalty for a less severe one1
  6. change from one system to another or to a new plan or policy1
    • We converted from 220 to 110 Volt1
  7. change religious beliefs, or adopt a religious belief1
    • She converted to Buddhism1
  8. cause to adopt a new or different faith1
    • The missionaries converted the Indian population1
  9. make (someone) agree, understand, or realize the truth or validity of something1
  10. score (a spare)1
  11. complete successfully1
  12. score an extra point or points after touchdown by kicking the ball through the uprights or advancing the ball into the end zone1
    • Smith converted and his team won1
  13. To change from one form or function to another.2

Wiktionary: convert

convert
verb
  1. -
  2. undergo a conversion of religion, faith or belief
convert
verb
  1. iemand ~: iemand tot een bepaald geloof overhalen
  2. anders bouwen

Cross Translation:
FromToVia
convert omzetten umwandeln — etwas regelgemäß in eine andere Form übertragen
convert veranderen; vermaken; wisselen transformermétamorphoser, donner à une personne ou à une chose une autre forme que celle qui lui est propre ou qu’elle avait précédemment.