Overzicht


Engels

Uitgebreide vertaling voor dawdle (Engels) in het Nederlands

dawdle:

to dawdle werkwoord (dawdles, dawdled, dawdling)

  1. to dawdle (delay; procrastinate; linger; )
    hannesen; zeiken; teuten; dralen; treuzelen; talmen; drentelen; aarzelen; zaniken; druilen; zeuren
    • hannesen werkwoord
    • zeiken werkwoord (zeik, zeikt, zeek, zeken, gezeken)
    • teuten werkwoord (teut, teutte, teutten, geteut)
    • dralen werkwoord (draal, draalt, draalde, draalden, gedraald)
    • treuzelen werkwoord (treuzel, treuzelt, treuzelde, treuzelden, getreuzeld)
    • talmen werkwoord (talm, talmt, talmde, talmden, getalmd)
    • drentelen werkwoord (drentel, drentelt, drentelde, drentelden, gedrenteld)
    • aarzelen werkwoord (aarzel, aarzelt, aarzelde, aarzelden, geaarzeld)
    • zaniken werkwoord (zanik, zanikt, zanikte, zanikten, gezanik)
    • druilen werkwoord (druil, druilt, druilde, druilden, gedruild)
    • zeuren werkwoord (zeur, zeurt, zeurde, zeurden, gezeurd)
  2. to dawdle (linger; tarry; loiter; waffle)
    treuzelen; talmen; drentelen; teuten; dralen
    • treuzelen werkwoord (treuzel, treuzelt, treuzelde, treuzelden, getreuzeld)
    • talmen werkwoord (talm, talmt, talmde, talmden, getalmd)
    • drentelen werkwoord (drentel, drentelt, drentelde, drentelden, gedrenteld)
    • teuten werkwoord (teut, teutte, teutten, geteut)
    • dralen werkwoord (draal, draalt, draalde, draalden, gedraald)

Conjugations for dawdle:

present
  1. dawdle
  2. dawdle
  3. dawdles
  4. dawdle
  5. dawdle
  6. dawdle
simple past
  1. dawdled
  2. dawdled
  3. dawdled
  4. dawdled
  5. dawdled
  6. dawdled
present perfect
  1. have dawdled
  2. have dawdled
  3. has dawdled
  4. have dawdled
  5. have dawdled
  6. have dawdled
past continuous
  1. was dawdling
  2. were dawdling
  3. was dawdling
  4. were dawdling
  5. were dawdling
  6. were dawdling
future
  1. shall dawdle
  2. will dawdle
  3. will dawdle
  4. shall dawdle
  5. will dawdle
  6. will dawdle
continuous present
  1. am dawdling
  2. are dawdling
  3. is dawdling
  4. are dawdling
  5. are dawdling
  6. are dawdling
subjunctive
  1. be dawdled
  2. be dawdled
  3. be dawdled
  4. be dawdled
  5. be dawdled
  6. be dawdled
diverse
  1. dawdle!
  2. let's dawdle!
  3. dawdled
  4. dawdling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor dawdle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zeiken pee
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aarzelen dawdle; delay; linger; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry be indecised; brood over; defer; delay; deter; doubt; hesitate; linger; procrastinate; put off; question; tarry; vacillate; waver
dralen dawdle; delay; linger; loiter; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry; waffle hang about; hang around; linger
drentelen dawdle; delay; linger; loiter; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry; waffle saunter; stroll
druilen dawdle; delay; linger; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry drizzle; rain
hannesen dawdle; delay; linger; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry
talmen dawdle; delay; linger; loiter; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry; waffle brood over; defer; delay; deter; doubt; hang about; hang around; hesitate; linger; tarry; waver
teuten dawdle; delay; linger; loiter; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry; waffle
treuzelen dawdle; delay; linger; loiter; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry; waffle
zaniken dawdle; delay; linger; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry
zeiken dawdle; delay; linger; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry be a pain in the neck; keep on; nag
zeuren dawdle; delay; linger; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry bluster; carry on one's point; complain; complaint; deplore; gripe; grouse; grumble; harp; nag
- dally; fall back; fall behind; lag; linger

Verwante woorden van "dawdle":


Synoniemen voor "dawdle":


Antoniemen van "dawdle":


Verwante definities voor "dawdle":

  1. hang (back) or fall (behind) in movement, progress, development, etc.1
  2. waste time1
  3. take one's time; proceed slowly1