Economy in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

economy:
- economie; economiestudie; volkshuishouding; staathuishoudkunde; profijt; baat; winst; gewin; besparing; kostenbesparing; inkrimping; besnoeiing; verkorting; bezuiniging; bekorting
Wiktionary:
- economy → economie, zuinigheid
- economy → economie

Engels

Uitgebreide vertaling voor economy (Engels) in het Nederlands

economy:

economy [the ~] zelfstandig naamwoord

the economy (economics)
de economie; de economiestudie
- economie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- economiestudie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the economy (political economy; economics; trade and industry)
de economie; de volkshuishouding; de staathuishoudkunde
- economie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- volkshuishouding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- staathuishoudkunde [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the economy (profit; benefit; advantage; gain; earnings; yield; winning; output; return; victory; take)
het profijt; de baat; de winst; het gewin
- profijt [het ~] zelfstandig naamwoord
- baat [de ~] zelfstandig naamwoord
- winst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gewin [het ~] zelfstandig naamwoord
the economy (cut down expenses; reduction; saving; retrenchment; diminution; finance management; decrease; curtailment; shortening; slackening; foreshortening; recess; dwindling; salary cut; market; cut)
de besparing; de kostenbesparing; de inkrimping; de besnoeiing; de verkorting; de bezuiniging; de bekorting
- besparing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- kostenbesparing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- inkrimping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- besnoeiing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verkorting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bezuiniging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bekorting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the economy
de economie
- economie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor economy:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
baat	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield
bekorting	curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening
besnoeiing	curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening	cut; cutting of trees
besparing	curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening
bezuiniging	curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening	cost reduction; cut back in costs
economie	economics; economy; political economy; trade and industry
economiestudie	economics; economy
gewin	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield
inkrimping	curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening	reduction
kostenbesparing	curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening
profijt	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield
staathuishoudkunde	economics; economy; political economy; trade and industry
verkorting	curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening
volkshuishouding	economics; economy; political economy; trade and industry
winst	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield	profit
-	economic system; saving; thriftiness

Verwante woorden van "economy":

economies

Synoniemen voor "economy":

Verwante definities voor "economy":

an act of economizing; reduction in cost¹
- it was a small economy to walk to work every day¹
frugality in the expenditure of money or resources¹
- the Scots are famous for their economy¹
the efficient use of resources¹
- economy of effort¹
the system of production and distribution and consumption¹

Wiktionary: economy

economy

noun

frugal use of resources
- economy → economie
production and distribution and consumption
- economy → economie
effective management of the resources of a community or system
- economy → economie

economy

noun

het zuinig zijn
- zuinigheid → economy

Cross Translation:

From	To	Via
• economy	→ economie	↔ Ökonomie — die Struktur der Wirtschaft eines Gebietes
• economy	→ economie	↔ Ökonomie — sparsamer Gebrauch/Umgang von/mit etwas

Verwante vertalingen van economy

Remove Ads

Vertaal economy van Engels naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor economy (Engels) in het Nederlands

economy:

economy [the ~] zelfstandig naamwoord

the economy (economics)

the economy (political economy; economics; trade and industry)

the economy (profit; benefit; advantage; gain; earnings; yield; winning; output; return; victory; take)

the economy (cut down expenses; reduction; saving; retrenchment; diminution; finance management; decrease; curtailment; shortening; slackening; foreshortening; recess; dwindling; salary cut; market; cut)

the economy

Vertaal Matrix voor economy:

Verwante woorden van "economy":

Synoniemen voor "economy":

Verwante definities voor "economy":

Wiktionary: economy

Verwante vertalingen van economy