Engels

Uitgebreide vertaling voor go down (Engels) in het Nederlands

go down:

to go down werkwoord (goes down, went down, going down)

  1. to go down (come down; descend; land)
    afdalen; landen; neerdalen; neerkomen; naar beneden komen; naar beneden dalen; omlaagkomen
    • afdalen werkwoord (daal af, daalt af, daalde af, daalden af, afgedaald)
    • landen werkwoord (land, landt, landde, landden, geland)
    • neerdalen werkwoord (daal neer, daalt neer, daalde neer, daalden neer, neergedaald)
    • neerkomen werkwoord (kom neer, komt neer, kwam neer, kwamen neer, neergekomen)
    • naar beneden komen werkwoord
    • naar beneden dalen werkwoord
    • omlaagkomen werkwoord (kom omlaag, komt omlaag, kwam omlaag, kwamen omlaag, omlaaggekomen)
  2. to go down
    neergaan
    • neergaan werkwoord (ga neer, gaat neer, ging neer, gingen neer, neergegaan)
  3. to go down
    omlaag gaan
    • omlaag gaan werkwoord (ga omlaag, gaat omlaag, ging omlaag, gingen omlaag, omlaag gegaan)
  4. to go down (decrease; shrink; sink)
    slinken; afnemen; verminderen; krimpen; inkrimpen; verkleinen; minder worden
    • slinken werkwoord (slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
    • afnemen werkwoord (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • verminderen werkwoord (verminder, vermindert, verminderde, verminderden, verminderd)
    • krimpen werkwoord (krimp, krimpt, kromp, krompen, gekrompen)
    • inkrimpen werkwoord (krimp in, krimpt in, kromp in, krompen in, ingekrompen)
    • verkleinen werkwoord (verklein, verkleint, verkleinde, verkleinden, verkleind)
    • minder worden werkwoord (word minder, wordt minder, werd minder, werden minder, minder geworden)
  5. to go down (descend)
    naar beneden lopen; naar beneden gaan; omlaaggaan
  6. to go down (revert to; date back to; stem from; )
    teruggrijpen; teruggaan; dateren
    • teruggrijpen werkwoord (grijp terug, grijpt terug, greep terug, grepen terug, teruggegrepen)
    • teruggaan werkwoord (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • dateren werkwoord (dateer, dateert, dateerde, dateerden, gedateerd)
  7. to go down (shrink; diminish; decrease; )
    slinken; inkrimpen; krimpen
    • slinken werkwoord (slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
    • inkrimpen werkwoord (krimp in, krimpt in, kromp in, krompen in, ingekrompen)
    • krimpen werkwoord (krimp, krimpt, kromp, krompen, gekrompen)
  8. to go down (set; go under)
    – disappear beyond the horizon 1
    ondergaan
    • ondergaan werkwoord (onderga, ondergaat, onderging, ondergingen, ondergaan)

Conjugations for go down:

present
  1. go down
  2. go down
  3. goes down
  4. go down
  5. go down
  6. go down
simple past
  1. went down
  2. went down
  3. went down
  4. went down
  5. went down
  6. went down
present perfect
  1. have gone down
  2. have gone down
  3. has gone down
  4. have gone down
  5. have gone down
  6. have gone down
past continuous
  1. was going down
  2. were going down
  3. was going down
  4. were going down
  5. were going down
  6. were going down
future
  1. shall go down
  2. will go down
  3. will go down
  4. shall go down
  5. will go down
  6. will go down
continuous present
  1. am going down
  2. are going down
  3. is going down
  4. are going down
  5. are going down
  6. are going down
subjunctive
  1. be gone down
  2. be gone down
  3. be gone down
  4. be gone down
  5. be gone down
  6. be gone down
diverse
  1. go down!
  2. let's go down!
  3. gone down
  4. going down
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor go down:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdalen descending
afnemen declining in force; decrease in power; decrease in strength; dust; remove; weakening; wipe off
krimpen decrease; shrinking; shrinking back
landen countries
minder worden crash; decline; decrease; diminishing; downfall; fall; lessening
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdalen come down; descend; go down; land slide down
afnemen decrease; go down; shrink; sink be shortcoming; cadge; clear away; clear up; collar; collect; come round for; curtail; decline; decrease; diminish; dust; dwindle; expropriate; fetch; filch; go thieving; lessen; make off with; mark down; nick; pick up; pilfer; pinch; purloin; reduce; regress; remove; rob; scale down; shrink; shrink away; snatch; snitch; steal; swipe; take; take along; take away; wain; waining
dateren date back to; go back; go back to; go down; return; revert to; stem from date
inkrimpen decrease; diminish; drop; dwindle; go down; lessen; reduce; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up; sink curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink; shrink away
krimpen decrease; diminish; drop; dwindle; go down; lessen; reduce; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up; sink curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away
landen come down; descend; go down; land come down; end up somewhere; land; land at airport; touch down
minder worden decrease; go down; shrink; sink be shortcoming; curtail; decline; decrease; diminish; dwindle; go thieving; lessen; mark down; reduce; regress; remove; scale down; shrink; shrink away; take away; wain; waining
naar beneden dalen come down; descend; go down; land
naar beneden gaan descend; go down
naar beneden komen come down; descend; go down; land
naar beneden lopen descend; go down
neerdalen come down; descend; go down; land
neergaan go down
neerkomen come down; descend; go down; land come down; end up somewhere; land
omlaag gaan go down
omlaaggaan descend; go down
omlaagkomen come down; descend; go down; land
ondergaan go down; go under; set be killed; break down; fall; go to pieces; go to the dogs; go to wrack and ruin; go under; have a breakdown; perish; set; sink; submerge; succumb; suffer; undergo
slinken decrease; diminish; drop; dwindle; go down; lessen; reduce; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up; sink curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink; shrink away; shrivel up; wither
teruggaan date back to; go back; go back to; go down; return; revert to; stem from be shortcoming; decline; decrease; dwindle; go back; go thieving; remove; return; shrink; take away; turn around; wain
teruggrijpen date back to; go back; go back to; go down; return; revert to; stem from
verkleinen decrease; go down; shrink; sink decrease; diminish; downsample; make smaller; reduce; shrink
verminderen decrease; go down; shrink; sink be shortcoming; curtail; decline; decrease; diminish; dwindle; go thieving; lessen; mark down; reduce; remove; scale down; shrink; shrink away; take away; wain
- come down; crash; decline; descend; fall; go under; settle; sink; wane
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- decline; sink

Synoniemen voor "go down":


Antoniemen van "go down":


Verwante definities voor "go down":

  1. grow smaller1
  2. stop operating1
  3. be defeated1
    • If America goes down, the free world will go down, too1
  4. be ingested1
    • The food wouldn't go down1
  5. disappear beyond the horizon1
  6. move downward and lower, but not necessarily all the way1
  7. go under,1
  8. be recorded or remembered1
    • She will go down as the first feminist1

Wiktionary: go down

go down
  1. descend
go down
verb
  1. naar beneden gaan

Cross Translation:
FromToVia
go down klimmen; naar boven gaan; rijzen; stijgen; bestijgen; afdalen; naar beneden gaan; zinken; uitstappen; uitgaan; uitkomen; uitlopen; uitstijgen; uittreden descendreTraductions à trier suivant le sens.

Verwante vertalingen van go down