Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. gospel:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor gospel (Engels) in het Nederlands

gospel:

gospel [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the gospel
    het evangelie

Vertaal Matrix voor gospel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
evangelie gospel
- church doctrine; creed; gospel singing; gospel truth; religious doctrine

Verwante woorden van "gospel":

  • gospels

Synoniemen voor "gospel":


Verwante definities voor "gospel":

  1. a doctrine that is believed to be of great importance1
    • Newton's writings were gospel for those who followed1
  2. an unquestionable truth1
    • his word was gospel1
  3. the written body of teachings of a religious group that are generally accepted by that group1
  4. folk music consisting of a genre of a cappella music originating with Black slaves in the United States and featuring call and response; influential on the development of other genres of popular music (especially soul)1

Wiktionary: gospel

gospel
noun
  1. first section of New Testament
gospel
noun
  1. religie|nld de blijde boodschap die het christendom predikt
  2. muziek|nld christelijk muziekgenre geboren in de katoenvelden van de zuidelijke staten van de Verenigde Staten van Amerika

Cross Translation:
FromToVia
gospel evangelie évangile — (religion) Les livres qui contenir le témoignage des apôtres de Jésus et dont la réunion former le Nouveau Testament.