Engels

Uitgebreide vertaling voor joint (Engels) in het Nederlands

joint:

joint [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the joint (ligature; hinge; hinge joint; ball-and-socket joint)
    het gewricht; verbinding van beenderen
  2. the joint (loop; slip knot; tag; )
    de lus; de knoop; de kink; lusvormige kromming; de draai; de kronkel
    • lus [de ~] zelfstandig naamwoord
    • knoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kink [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lusvormige kromming [znw.] zelfstandig naamwoord
    • draai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kronkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the joint (welding)
    de lasnaad; de las; welnaad
    • lasnaad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • las [de ~] zelfstandig naamwoord
    • welnaad [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. the joint (articulation)
    de geleding; verbinding van lichaamsdelen
  5. the joint (rank; file)
    rij manschappen; het gelid
  6. the joint (reefer)
    het stickie
    • stickie [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. the joint (ball-and-socket joint)
    de gewrichtsknobbel

joint bijvoeglijk naamwoord

  1. joint (communal; common)
    gemeenschappelijk; algemeen; meer personen betreffend
  2. joint (unifying; associated; interconnected; interdependent)
    samenhangend; verbonden; verenigd; een eenheid vormend; aaneengesloten

Vertaal Matrix voor joint:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draai coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting bend; camber; curvature; curve; inversion; perversion; rotation; turn; twisting
geleding articulation; joint echelon; level
gelid file; joint; rank file; line; order of rank; rank; row
gewricht ball-and-socket joint; hinge; hinge joint; joint; ligature
gewrichtsknobbel ball-and-socket joint; joint
kink coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting
knoop coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting
kronkel coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting bend; camber; curvature; curve; perversion; twisting
las joint; welding connecting-piece; connection; filler piece; joining together
lasnaad joint; welding
lus coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting loop
lusvormige kromming coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting
rij manschappen file; joint; rank
stickie joint; reefer reefer
verbinding van beenderen ball-and-socket joint; hinge; hinge joint; joint; ligature
verbinding van lichaamsdelen articulation; joint
verbonden alliances; leagues; unions
welnaad joint; welding
- articulatio; articulation; join; junction; juncture; marijuana cigarette; reefer; roast; spliff; stick
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- articulate
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aaneengesloten associated; interconnected; interdependent; joint; unifying banded; connected together; continuous; unceasing; uninterrupted
algemeen common; communal; joint as a rule; general; generally; in a general sense; on the whole; usually
gemeenschappelijk common; communal; joint altogether; combined; communal; in all; jointly; shared; together; with each other; with one another
samenhangend associated; interconnected; interdependent; joint; unifying coherent; consistent
verbonden associated; interconnected; interdependent; joint; unifying attached; fastened; joined; united
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
algemeen trading-results
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- common; hinge
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een eenheid vormend associated; interconnected; interdependent; joint; unifying
meer personen betreffend common; communal; joint
verenigd associated; interconnected; interdependent; joint; unifying

Verwante woorden van "joint":


Synoniemen voor "joint":


Antoniemen van "joint":


Verwante definities voor "joint":

  1. involving both houses of a legislature1
    • a joint session of Congress1
  2. united or combined1
    • a joint session of Congress1
    • joint owners1
  3. affecting or involving two or more1
    • joint income-tax return1
    • joint ownership1
  4. marijuana leaves rolled into a cigarette for smoking1
  5. junction by which parts or objects are joined together1
  6. a disreputable place of entertainment1
  7. (anatomy) the point of connection between two bones or elements of a skeleton (especially if it allows motion)1
  8. a piece of meat roasted or for roasting and of a size for slicing into more than one portion1
  9. the shape or manner in which things come together and a connection is made1
  10. separate (meat) at the joint1
  11. fasten with a joint1
  12. provide with a joint1
    • the carpenter jointed two pieces of wood1
  13. fit as if by joints1

Wiktionary: joint

joint
noun
  1. marijuana cigarette
  2. prison
  3. business
  4. point of a rigid joint, means of joining in carpentry
  5. part of the body where bones join
adjective
  1. done by two or more people or organisations working together
joint
adjective
  1. gerelateerd aan meer dan een entiteit
noun
  1. verbinding

Cross Translation:
FromToVia
joint gewricht GelenkAnatomie: bewegliche Verbindung von Knochen
joint joint Joint — mit Haschisch oder Marihuana gedrehte Zigarette
joint algemeen; gemeenschappelijk; gezamenlijk; gemeen commun — Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes.
joint naad; voeg; pakking joint — Pièce assurant le contact entre différents éléments
joint joint; reefer; stick; stickie joint — Cigarette au cannabis

Verwante vertalingen van joint