Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. maul:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor maul (Engels) in het Nederlands

maul:

to maul werkwoord (mauls, mauled, mauling)

  1. to maul (hurt; injure; offend; insult)
    pijn doen; verwonden; zeer doen; pijn bezorgen
    • pijn doen werkwoord (doe pijn, doet pijn, deed pijn, deden pijn, pijn gedaan)
    • verwonden werkwoord (verwond, verwondt, verwondde, verwondden, verwond)
    • zeer doen werkwoord (doe zeer, doet zeer, deed zeer, deden zeer, zeer gedaan)
    • pijn bezorgen werkwoord
  2. to maul (beat up; knock about; damage; injure)
    in elkaar slaan; toetakelen

Conjugations for maul:

present
  1. maul
  2. maul
  3. mauls
  4. maul
  5. maul
  6. maul
simple past
  1. mauled
  2. mauled
  3. mauled
  4. mauled
  5. mauled
  6. mauled
present perfect
  1. have mauled
  2. have mauled
  3. has mauled
  4. have mauled
  5. have mauled
  6. have mauled
past continuous
  1. was mauling
  2. were mauling
  3. was mauling
  4. were mauling
  5. were mauling
  6. were mauling
future
  1. shall maul
  2. will maul
  3. will maul
  4. shall maul
  5. will maul
  6. will maul
continuous present
  1. am mauling
  2. are mauling
  3. is mauling
  4. are mauling
  5. are mauling
  6. are mauling
subjunctive
  1. be mauled
  2. be mauled
  3. be mauled
  4. be mauled
  5. be mauled
  6. be mauled
diverse
  1. maul!
  2. let's maul!
  3. mauled
  4. mauling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor maul:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pijn doen hurting
zeer doen hurting
- sledge; sledgehammer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in elkaar slaan beat up; damage; injure; knock about; maul
pijn bezorgen hurt; injure; insult; maul; offend hurt; injure
pijn doen hurt; injure; insult; maul; offend aggrieve; hurt; hurt someone's feelings; injure; offend
toetakelen beat up; damage; injure; knock about; maul beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip
verwonden hurt; injure; insult; maul; offend bruise; hurt; injure; wound
zeer doen hurt; injure; insult; maul; offend aggrieve; hurt; hurt someone's feelings; injure; offend
- mangle

Verwante woorden van "maul":

  • mauling

Synoniemen voor "maul":


Verwante definities voor "maul":

  1. a heavy long-handled hammer used to drive stakes or wedges1
  2. injure badly by beating1
  3. split (wood) with a maul and wedges1

Wiktionary: maul

maul
noun
  1. heavy, long-handled hammer
verb
  1. savage
maul
verb
  1. iemand zo mishandelen dat hij of zij zichtbaar lichamelijk letsel heeft

Cross Translation:
FromToVia
maul kwetsen; wonden; verwonden blesserfrapper d’un coup qui fait une contusion, une plaie, une fracture.