Nucleus in het Nederlands vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

nucleus:
- kernpunt; middelste; binnenste
Wiktionary:
- nucleus → nucleus, celkern, atoomkern, kern, kiem
- nucleus → steen, pit, kern

Engels

Uitgebreide vertaling voor nucleus (Engels) in het Nederlands

the nucleus (pivot; nexus; central point; centre; hub; center)
het kernpunt
- kernpunt [het ~] zelfstandig naamwoord
the nucleus (middle; pivot; inner)
middelste; het binnenste
- middelste [znw.] zelfstandig naamwoord
- binnenste [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
binnenste	inner; middle; nucleus; pivot	core; heart; kernel; pith
kernpunt	center; central point; centre; hub; nexus; nucleus; pivot
middelste	inner; middle; nucleus; pivot
-	cell nucleus; core; core group; karyon; lens nucleus
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
binnenste		inner; inside; interior; internal; inward

the central structure of the lens that is surrounded by the cortex¹
a part of the cell containing DNA and RNA and responsible for growth and reproduction¹
any histologically identifiable mass of neural cell bodies in the brain or spinal cord¹
a small group of indispensable persons or things¹
the positively charged dense center of an atom¹
(astronomy) the center of the head of a comet; consists of small solid particles of ice and frozen gas that vaporizes on approaching the sun to form the coma and tail¹

nucleus

noun

neuroanatomy: cluster of many neuronal bodies
- nucleus → nucleus
cytology: large organelle found in cells
- nucleus → nucleus; celkern
physics: massive, positively charged core of an atom
- nucleus → atoomkern; nucleus
core, central part of something
- nucleus → kern
initial part which will receive additions
- nucleus → kiem

nucleus

noun

biologie|nld het organel dat de genetische code (DNA) bevat
- celkern; nucleus → nucleus

Cross Translation:

From	To	Via
• nucleus	→ steen; pit; kern	↔ Kern — zentraler Hauptbestandteil eines Ganzen
• nucleus	→ kern; pit	↔ noyau — Partie centrale, dure, d’une drupe et qui contient une amande. On oppose le noyau au pépin de la baie.