Engels

Uitgebreide vertaling voor nudge (Engels) in het Nederlands

nudge:

nudge [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the nudge (push; shove; thrust; )
    de stoot; de zet; de por; het duwtje; de duw; het stootje
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • por [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • duwtje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • duw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stootje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the nudge (punch; whopper; wallop; )
    – a slight push or shake 1
    de opdonder; de muilpeer; de mep; de stoot; de klap; de hengst; de peut; de oplawaai; de opduvel; de lel
    • opdonder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • muilpeer [de ~] zelfstandig naamwoord
    • mep [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hengst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • peut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • oplawaai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opduvel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lel [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. the nudge
    – A tool that enables a user to get another user's attention by shaking the user's conversation window and playing a sound. 2

to nudge werkwoord (nudges, nudged, nudging)

  1. to nudge
    aanstoten
    • aanstoten werkwoord (stoot aan, stootte aan, stootten aan, aangestoten)
  2. to nudge (push to)
    toestoten; toesteken
    • toestoten werkwoord (stoot toe, stootte toe, stootten toe, toegestoten)
    • toesteken werkwoord (steek toe, steekt toe, stak toe, staken toe, toegestoken)
  3. to nudge
    – To move an object one pixel at a time. 2
    verschuiven
    • verschuiven werkwoord (verschuif, verschuift, verschoof, verschoven, verschoven)

Conjugations for nudge:

present
  1. nudge
  2. nudge
  3. nudges
  4. nudge
  5. nudge
  6. nudge
simple past
  1. nudged
  2. nudged
  3. nudged
  4. nudged
  5. nudged
  6. nudged
present perfect
  1. have nudged
  2. have nudged
  3. has nudged
  4. have nudged
  5. have nudged
  6. have nudged
past continuous
  1. was nudging
  2. were nudging
  3. was nudging
  4. were nudging
  5. were nudging
  6. were nudging
future
  1. shall nudge
  2. will nudge
  3. will nudge
  4. shall nudge
  5. will nudge
  6. will nudge
continuous present
  1. am nudging
  2. are nudging
  3. is nudging
  4. are nudging
  5. are nudging
  6. are nudging
subjunctive
  1. be nudged
  2. be nudged
  3. be nudged
  4. be nudged
  5. be nudged
  6. be nudged
diverse
  1. nudge!
  2. let's nudge!
  3. nudged
  4. nudging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor nudge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstoten poking; prodding; toasting
duw blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
duwtje blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
hengst blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper horse; stallion
klap blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper babble; backbiting; bang; blah; blast; blow; boom; bump; bunkum; clanging; claptrap; clout; crash; defamation; gossip; jaw; knock; mudslinging; prattle; punch; scandal; scandal-mongering; slander; slap; slipslop; smack; talk; talkee-talkee; talking; talks; thud; thump; tittle-tattle; tolling; vilification; wallop; wishwash
lel blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper blow; knock; lobe; seed leaf; slap; smack
mep blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper blow; box on the ear; knock; slap; smack
muilpeer blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper box on the ear; punch on the jaw; slap in the face
opdonder blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper punch
opduvel blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper
oplawaai blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper
peut blow; clout; jab; nudge; punch; wallop; whopper clout; punch; slap; smack; turps; wallop; white spirit
por blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
stoot blow; buffer; bump; bumper; clout; jab; nudge; punch; push; shove; thrust; wallop; whopper clout; punch; shake; slap; smack; wallop
stootje blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust
zet blow; buffer; bump; bumper; jab; nudge; punch; push; shove; thrust chess move; move; move at chess
- jog
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstoten nudge
toesteken nudge; push to delate; deliver up; extend; give; give to; hand; hand over; offer; pass; present with
toestoten nudge; push to
verschuiven nudge convert; dislocate; move; postpone; push; put off; reduce; remove; resolve; shift; simplify; trace back; transfer; transform
- poke at; prod
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
buzzer nudge
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- poke

Verwante woorden van "nudge":

  • nudging, nudges

Synoniemen voor "nudge":


Verwante definities voor "nudge":

  1. a slight push or shake1
  2. push into action by pestering or annoying gently1
  3. to push against gently1
    • She nudged my elbow when she saw her friend enter the restaurant1
  4. To move an object one pixel at a time.2
  5. A tool that enables a user to get another user's attention by shaking the user's conversation window and playing a sound.2

Wiktionary: nudge

nudge
verb
  1. To push against gently, especially in order to gain attention or give a signal

Cross Translation:
FromToVia
nudge donderjagen; emmeren; kankeren; katten; preutelen; pezeweven; mopperen; meieren; zaniken; pruttelen; zemelen; zeiken; zeuren nörgelnpenetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern
nudge uiteen duwen schubsen — leicht anstoßen
nudge stoten; porren; een por geven stupsen — (umgangssprachlich) (transitiv) jemanden leicht anstoßen; mit dem Ellenbogen schubsen, um etwas zu signalisieren